Israëlvisie geen kwestie van generatieverschil
Iemands visie op Israël hangt niet af van zijn of haar leeftijd, maar van de manier van Bijbellezen, reageert ds. C. J. Overeem op de discussie die ontstond na het opstappen van dr. M. van Campen uit het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
„Binnen de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk is, met name onder jonge predikanten, een ”drastische wijziging” zichtbaar in het denken over Israël.” Zo begon een artikel in het Nederlands Dagblad, naar aanleiding van een open brief die is gestuurd aan het hoofdbestuur en de leden van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland.
Graag betuig ik in deze bijdrage mijn instemming met de hoofdlijn van deze open brief, waarin de ondertekenaars uitspreken zich volledig te kunnen vinden in het denken van dr. M. van Campen. Ik ben daar heel blij mee. Ook voor mij is het duidelijk dat we de situatie, zoals die is ontstaan, niet kunnen afdoen als een meningsverschil. Het gaat om een principiële kwestie.
Wel vind ik het –als 29-jarige predikant– jammer dat er in de brief op een generaliserende manier wordt gesproken over jonge predikanten. Er staat over bepaalde kritische reacties op een brochure van dr. Van Campen: „zij getuigen van een drastische wijziging van het denken over Israël in diverse kringen met name bij jongere predikanten.” Deze zinsnede werd overgenomen in het artikel uit het Nederlands Dagblad. Maar is het zinvol om op deze manier te spreken over een generatieverschil? Is dat hard te maken en vol te houden?
Biografie
De uitspraak in de open brief doelt vermoedelijk op het artikel ”Oneens over Israël” (De Waarheidsvriend, 27-9-2012), waarin het bijna leek alsof het verschil in visie, met name rond de onder druk staande landbelofte, een verschil is tussen de generatie-Van Campen en de jongere predikanten. Mij is meermalen opgevallen dat ook op andere plaatsen gesproken en geschreven wordt, alsof alle jonge dominees anders zouden denken.
Natuurlijk is het zo dat de persoonlijke biografie en gebeurtenissen en stemmen in de eigen tijd betekenis hebben voor theologische wegen die je inslaat. Maar tot hoever gaat dat? Moet je de verschrikking van de Shoah enerzijds en de stichting van de staat Israël in 1948 anderzijds hebben meegemaakt, om in alle voorzichtigheid te kunnen geloven dat het Gods hand was die Israël terugbracht naar het land van de vaderen? Moet je de bijzondere historische gebeurtenissen van 1967 en 1973 zelf bewust hebben meegemaakt om geraakt te zijn door het feit dat Joden weer konden bidden op de voor hen zo heilige plaats?
Hobby
Het mag duidelijk zijn dat deze concrete gebeurtenissen in de jaren zeventig een enorme impuls hebben gegeven aan de kerkelijke bezinning op de verbondenheid met Israël. De Schriften van het Oude en het Nieuwe Testament werden opnieuw en met andere ogen gelezen. Het leidde tot een nieuwe vorm van belijdend spreken over de relatie van de kerk tot Israël. Iets wat –voor nu en voor de toekomst– niet afgedaan kan worden als een enigszins exotische hobby van gedreven enkelingen in de kerken, laat staan van een voorbijgaande generatie.
Ook ik constateer dat het belijden van de verbondenheid met het volk Israël onder druk is komen te staan in het licht van de politieke actualiteit. Met name de problematiek rondom gerechtigheid voor het Palestijnse volk en de berichtgeving in de media zouden daaraan hun bijdrage hebben geleverd.
Als dat laatste het geval is, is het noodzakelijk om meer dan ooit duidelijk te maken wat onze verbondenheid met Israël inhoudt. De diaconale roeping die de kerk heeft tot het doen van gerechtigheid staat los van die andere, hiervan onderscheiden lijn: de roeping van de kerk om gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met Israël. Die laatste verbondenheid is niet afhankelijk van het gedrag van Israël en niet afhankelijk van het al dan niet ethisch verantwoord handelen van Joden.
Bijbellezen
In de laatste halve eeuw is dit door een vorige generatie predikanten geleerd en (her)ontdekt. Zijn er in dat denken –dat ook in hervormd-gereformeerde kring leidend was– historische en theologische vergissingen gemaakt in theologie en hermeneutiek? Is er in de afgelopen halve eeuw iets scheefgegroeid, dat door een nieuwe generatie zou moeten worden rechtgezet? Ik betwijfel het ten zeerste. Niet de generatie, maar de manier van Bijbellezen bepaalt de visie die een predikant heeft op de plaats die het Joodse volk heeft in het heilshandelen van God.
Daarom ook mede namens ondergetekende jonge predikanten een hartelijke oproep om in de lijn van de generatie-Van Campen te gaan staan – of beter gezegd: te blijven staan. Wat zou het zonde zijn als het vlammetje dat gedurende enkele decennia brandde, straks weer blijkt te zijn uitgedoofd.
De auteur is hervormd predikant te Wilsum. Dit artikel wordt mede onderschreven door ds. C. Hoek, hervormd predikant te Heerde, en ds. A. J. Post, hervormd predikant te Nieuw-Beijerland.