Inzet van Dijsselbloem is het kabinetsplan om de jaarlijkse pensioenopbouw vanaf 2015 te verlagen van 2,15 naar 1,75 procent van het inkomen. Die versobering is volgens het kabinet mogelijk, omdat de pensioenleeftijd omhooggaat en mensen daardoor langer blijven werken. Zodoende is er ook meer tijd om pensioen op te bouwen. Het plan, dat de schatkist 3 miljard moet opleveren, haalde het echter niet in de Senaat.

Het kabinet zoekt daarom steun bij de vijf oppositiepartijen. Die eisen echter stuk voor stuk een hogere pensioenopbouw, maar zijn verdeeld over hoe dit gefinancierd kan worden.

Zo is volgens ingewijden voor GroenLinks en D66 een versobering van het nabestaanden­pensioen een optie. Wie nu bij een pensioenfonds spaart voor een ouderdomsuitkering, spaart ook belastingvrij voor een nabestaandenpensioen voor de partner. Die krijgt bij overlijden van de pensioenspaarder maximaal 70 procent van het pensioen uitgekeerd.

Door die belastingvrijstelling te halveren, willen de partijen geld vrijspelen om de pensioenopbouw fors te verhogen. SGP en CU zijn hier echter fel tegen omdat, zeker bij kostwinnersgezinnen, de vrouw als weduwe voor een belangrijk deel is aangewezen op dit nabestaanden­pensioen.

Ook zijn de partijen er verdeeld over tot welk inkomen er door werknemers belastingvrij pensioen moet kunnen worden opgebouwd. Het kabinet wil dit beperken tot 100.000 euro, maar om een hoger opbouwpercentage te kunnen realiseren, is volgens enkele partijen een verdere verlaging tot circa 70.000 euro bespreekbaar.

De SGP houdt in de onderhandelingen nog altijd vast aan het RMU-plan om werknemers de kans te bieden een deel van hun pensioenpremie tijdelijk te gebruiken om de hypotheek af te lossen. Het kabinet betwijfelt echter of dat plan door voldoende werknemers zal worden gebruikt.