Participatie van Gereformeerde Gemeenten in universiteit belangrijk
De keuze om al of niet te participeren in de orthodox-protestantse theologische universiteit vraagt van kerken een principiële afweging. De vraag naar draagvlak is van secundair belang, stelt Pieter Oskam.
Verschillende personen hebben in het RD al gereageerd op het initiatief van de Christelijke Gereformeerde Kerken om te komen tot de oprichting van een theologische orthodox-protestantse universiteit. In deze bijdragen ontbrak tot nu toe het perspectief van de (toekomstige) studenten in de theologie.
Het theologisch onderwijs komt meer en meer onder druk te staan door secularisatie, overheidseisen en vereiste schaalgrootte. Een toenemende integratie van de verschillende onderwijsinstellingen en het onderwijsaanbod is dan ook onvermijdelijk.
De Gereformeerde Gemeenten kunnen in dit proces een belangrijke rol spelen. In dat licht is het jammer dat ds. J. J. van Eckeveld (RD 5-11) zeer terughoudend reageert op drs. H. de Waard (RD 2-11), die de voordelen van deelname van de Gereformeerde Gemeenten aan de nieuwe universiteit uiteenzette.
Er zijn nog steeds veel jongeren, zeker ook uit de Gereformeerde Gemeenten, die vol overtuiging kiezen voor een studie theologie. Hiervoor kunnen ze tot op heden niet terecht bij een instelling waarin hun eigen kerkverband participeert, maar moeten ze uitwijken naar andere plaatsen. Daardoor gaat veel kennis en betrokkenheid voor de Gereformeerde Gemeenten verloren.
Ook de Gereformeerde Gemeenten hebben een roeping en verantwoordelijkheid voor het onderwijs in de gereformeerde theologie in Nederland. Als het op twee na grootste protestantse kerkverband in Nederland heeft het bovendien de middelen om te participeren in een universiteit, de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn beduidend kleiner.
De constatering dat er op dit moment in de Gereformeerde Gemeenten geen draagvlak zou zijn voor een nieuw theologisch instituut doet geen recht aan het initiatief zelf. Terecht poogt drs. De Waard met goede argumenten draagvlak te creëren. De keuze om al of niet te participeren in deze toekomstige onderwijsinstelling vraagt om een principiële afweging.
Bij zo’n ingrijpende verandering gaat het niet allereerst om het aanwezige draagvlak. Draagvlak kan immers groeien. Dat blijkt ook uit de totstandkoming van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. Het was ds. Kersten die zich, ondanks het ontbreken van draagvlak in de gemeenten, inzette voor de totstandkoming van de Theologische School.
Overigens, het gegeven dat er binnen de Gereformeerde Gemeenten predikanten zijn die voorafgaand aan de kerkelijke opleiding in Rotterdam aan een universiteit theologie hebben gestudeerd, laat zien dat er ook onder hen behoefte is aan theologie op academisch niveau.
Theologische scholing is er trouwens niet alleen voor predikanten. Goede theologische scholing is ook noodzakelijk voor godsdienstdocenten en de theologen die terechtkomen in verschillende andere maatschappelijke functies.
Bovendien hebben christenen niet alleen een verantwoordelijkheid voor de eigen gemeenschap, maar ook een taak in de wereld. De academische wereld vormt daarop geen uitzondering. Godsvrucht, wetenschappelijke en praktische vorming horen bij elkaar.
Academische scholing is van groot belang om binding te houden met de tijd en de samenleving waarvan we deel uitmaken. Een orthodox-protestantse universiteit kan daarin een eigen geluid inbrengen. Het zou jammer zijn als studenten in de toekomst moeten uitwijken naar buitenlandse instellingen omdat de gereformeerde gezindte geen kans zag om de handen ineen te slaan en daarmee de beoefening van de gereformeerde theologie uit Nederland is verdwenen.
Het is inderdaad de vraag of studenten van de Gereformeerde Gemeenten zich altijd thuis zullen voelen op een universiteit die uitdrukkelijk in de breedte van het gereformeerde protestantisme wil staan. Dat heeft de kerk deels echter zelf in de hand. Het orthodoxe karakter van de universiteit zal immers mede afhangen van deelname van kerken zoals de Gereformeerde Gemeenten en de Hersteld Hervormde Kerk.
Gelet op de nood van de tijd en de snelle secularisatie kunnen we ons overigens niet al te veel luxe permitteren. In het dagelijks leven, ook op de onderwijsinstellingen, mogen we al blij zijn als we een medechristen treffen die uiting geeft van het geloof in God en de Bijbel als Zijn woord erkent.
Het is mijn overtuiging dat een orthodox-protestantse universiteit heilzaam is voor hen die begeren theologie te studeren. Laten de Gereformeerde Gemeenten instaan voor onze rijke gereformeerde theologische erfenis en de jongeren die theologie willen studeren niet vergeten. Het voorstel van de Christelijke Gereformeerde Kerken om een orthodoxe protestantse universiteit op te richten, vraagt om een serieuze principiële doordenking door de Gereformeerde Gemeenten die mogelijk leidt tot participatie.
De auteur is student godsdienst pastoraal werk, vicevoorzitter van de academieraad theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede, student rechtsgeleerdheid in Utrecht en lid van de Gereformeerde Gemeenten. Deze bijdrage schrijft hij op persoonlijke titel.