Opinie

Publiek eed zweren is God aanroepen

De door de PvdA bepleite subjectivering van de eed past heel goed bij de manier waarop veel moderne Nederlanders tegen godsdienst aankijken. Voor velen is godsdienst immers niets anders dan een subjectief gevoel, meent Kars Veling.

25 January 2002 17:32Gewijzigd op 13 November 2020 23:23
„De suggestie om moslims de ruimte te geven bij Allah te zweren, verandert het karakter van de publieke eed.” - Foto ANP
„De suggestie om moslims de ruimte te geven bij Allah te zweren, verandert het karakter van de publieke eed.” - Foto ANP

De PvdA is op een ongelukkige manier bezig haar multiculturele gezindheid te bewijzen. Eerst met het dwaze voorstel om het islamitische suikerfeest -dat niet door alle moslims op dezelfde datum wordt gevierd- tot nationale vrije dag te willen verklaren. Ik noem dit dwaas omdat het toch wel heel vreemd is een feest van een zeer kleine minderheid tot een verplichte vrije dag te maken. En een dag om de waarde van de vrijheid te gedenken hebben we in 5 mei al. Na het plan met het suikerfeest kwam recent de suggestie om het mogelijk te maken dat mensen bij hun beëdiging in publieke functies ook bij Allah zweren.

Dit laatste voorstel lijkt sympathiek, ook in de ogen van christenen die niets moeten hebben van vervaging van het spreken over God, en die verre willen blijven van een gelijkstelling van God met Allah. Toch is het beslist geen goede weg, deze verruiming van de mogelijkheden bij het zweren van de eed.

Eigen god
Een belangrijk punt is dat het zweren van de eed in het publieke Nederlandse bestel vanouds maar één betekenis had, en dat is het aanroepen van Gods naam. Dat Gods naam wordt genoemd in de sfeer van het openbaar bestuur, kennen we ook bijvoorbeeld in de aanhef van wetten en -zo hier en daar nog- in het ambtsgebed. Dat dragers van een publiek ambt wordt gevraagd hun verklaring en belofte kracht bij te zetten door het uitspreken van de formule: „zo waarlijk helpe mij God almachtig”, heeft vanouds de bedoeling om God daarbij te betrekken. Wie in Nederland een eed zweert, aanvaardt dit en voegt zich in een christelijke staatsrechtelijke traditie. Wie dat niet wil, kan er voor kiezen af te zien van een eed en te zeggen: „dat verklaar en beloof ik.”

De suggestie om moslims de ruimte te geven bij Allah te zweren, verandert het karakter van de publieke eed. Vanouds is de eed het publiekelijk aanroepen van God - ik gebruik met opzet de hoofdletter. Als ieder mag kiezen hoe hij zweert, wordt een eed een subjectieve bekrachtiging van iemands woorden, een bekrachtiging die haar betekenis enkel en alleen ontleent aan wat de betrokkene daarbij voelt. Dat kan een verwijzing zijn naar Allah, maar waarom niet naar de godin Gaya of naar iets wat heilig is voor iemand heel persoonlijk. Daarmee verliest de eed zijn oude, in de christelijke traditie van ons land gewortelde betekenis.

De door de PvdA bepleite subjectivering van de eed past heel goed bij de manier waarop veel moderne Nederlanders tegen godsdienst aankijken. Voor velen is godsdienst immers niets anders dan een subjectief gevoel.

Voor mij als christen en christen-politicus is dat heel anders. Ik hecht waarde aan de publieke verwijzingen naar de God van de wereld, de Vader van Jezus Christus. En het stuit me tegen de borst deze verwijzingen te zien vervluchtigen in de vrijblijvendheid van ”ieder zijn eigen god”.

Verslijten
Maar hoe zit het dan met de waarde van de godsdienstvrijheid? Zoals bekend kan zijn, hecht ik -met de ChristenUnie- zeer aan de geestelijke vrijheid in ons land, ook voor moslims. Maar ik verzet me ertegen dat de islam, of liever gezegd een soort godsdienstigheid à la carte, een officiële plaats krijgt in de sfeer van het Nederlandse openbaar bestuur.

Ik zie natuurlijk ook wel dat de christelijke tradities in Nederland in rap tempo verslijten. Dat proces is al lang gaande. Het is geen reden heel optimistisch te zijn over de nog overgebleven resten, zoals de ambtseed. Misschien zal er een tijd komen dat een meerderheid in Nederland elke band van de Nederlandse staat met God wil doorsnijden. Dat zou dan -in mijn ogen- betekenen dat de eed uit het staatkundige bestel verdwijnt. Ik zou dat zeer betreuren. Maar wie de eed wil redden door er een multireligieuze, subjectieve bekrachtiging van te maken van wat iemand verklaart en belooft, kiest de verkeerde weg.

De auteur is lijsttrekker van de ChristenUnie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer