Kerk & religie

William Grinshaw dwong parochianen naar de kerk te gaan

Ieder jaar gaan duizenden toeristen uit de hele wereld naar Haworth, een klein dorpje in West-Yorkshire in Engeland. Zij komen voor de pittoreske huizen, de heuvelachtige omgeving of voor het museum van de Brontëzusters, die met hun boeken wereldberoemd werden.

L. J. van Valen
9 November 2013 09:06Gewijzigd op 15 November 2020 06:54
De 18e-eeuwse prediker William Grimshaw. beeld grimshaworigin.org
De 18e-eeuwse prediker William Grimshaw. beeld grimshaworigin.org

Maar wie heeft er belangstelling voor William Grimshaw (1708-1763), de markante opwekkingsprediker uit de achttiende eeuw die in Haworth predikant was? Vele duizenden mensen in het afgelegen natuurgebied wist hij met het Evangelie te bereiken. John Wesley zei, nadat hij enkele dagen met hem was opgetrokken: „Weinigen laten een natie zo beven als hij doet. Hij laat overal waar hij naartoe gaat vuur achter.” Dit jaar is het 250 jaar geleden dat Grimshaw inging in de eeuwige rust.

William Grimshaw was afkomstig van Brindle in Lancashire. Zijn ouders waren arme agrariërs; William was de oudste van hun drie kinderen. Zijn begaafdheid viel al spoedig op. William doorliep de Blackburn Grammar School en liet zich op 17-jarige leeftijd inschrijven als ”sizar” (arme beursstudent) aan het Christ’s College in Oxford. De eerste jaren leefde hij sober en werkte hij vlijtig, maar de jaren daarop gaf hij zich over aan drankmisbruik en andere onmatigheden.

Zijn goddeloze handel en wandel vormden geen belemmering om als voorganger in de Engelse Staatskerk te worden toegelaten. De bisschop van Chester bevestigde hem in 1731 in het ambt. Hij werd hulpprediker in Littleborough en een jaar later verhuisde hij naar de parochie van Todmorden in Yorkshire. In 1732 werd hij bevestigd in het anglicaanse ambt van priester, wat inhield dat hij ook het avondmaal mocht bedienen. In zijn leven en gedrag toonde hij zich echter geen oprechte dienaar van het Woord. Bij huisbezoeken dronk hij liever een glas dan dat hij eeuwige belangen aan de orde stelde.

Wanhoop

In 1735 kwam de grote verandering in Grimshaws leven. Veel is er niet bekend over zijn bekering. Later getuigde hij dat hij vele nachten op bed onder het gewicht van zijn verlorenheid en schuld satan beval om in de naam van Jezus van hem uit te gaan. Maanden gingen voorbij zonder dat hij zich bevrijd voelde van deze last. In februari 1738 verklaarde hij dat hij „het geloof nodig had dat een vast vertrouwen is in God.” Ook kon hij zeggen „dat door de verdiensten van Christus al mijn zonden vergeven zijn en ik in de gunst van God verzoend ben.”

In deze jaren van strijd om zekerheid ontviel hem zijn vrouw Sarah, met wie hij vier jaar getrouwd was geweest. Deze gebeurtenis greep diep in en bracht hem aan de rand van de wanhoop. Hij bleef met een zoontje en een dochtertje achter. Tijdens een dienst in Todmorden riep hij plotseling onder de preek uit: „Vrienden, wij zijn allen in een verdoemelijke staat en ik weet nauwelijks hoe we hieruit verlost kunnen worden!”

In zijn radeloosheid kreeg hij een boekje van de puritein Thomas Brooks in handen, ”Precious Remedies against Satan’s Devices” (Kostbare middelen tegen de listen van satan), maar dit bracht geen oplossing. De geestelijke duisternis verergerde toen hij nog meer de toevlucht nam tot vrome werken. De methodistenpredikant Benjamin Ingham die in Yorkshire rondreisde, sprak hem ernstig aan over zijn wettische godsdienst: „Mister Grimshaw, u bent een Joodse farizeeër. U bent geen gelovige in de Heere Jezus Christus. U bouwt op zandgrond.”

Licht en troost

Het boek van de grote puriteinse theoloog John Owen over de rechtvaardiging door het geloof bood in de middellijke weg uitkomst. Grimshaw zegt hierover: „Nu werd ik gewillig gemaakt om af te zien van mijzelf en van elke mate van ingebeelde verdienste en kracht. Ik mocht Christus alleen voor alles aannemen. O, wat voor een licht en troost genoot ik nu in mijn ziel en wat voor een smaak van de vergevende liefde van God ondervond ik.” De Bijbel werd nieuw voor hem, ja alles was nieuw geworden.

In deze tijd aanvaardde hij een overplaatsing naar Haworth, een dorp gelegen aan de rand van Yorkshire. John Newton, die later Grimshaws leven heeft beschreven, merkt hierover op: „Door Gods zegen op de bediening van Grimshaw veranderde de woestijn in een vruchtbaar veld, een veld van de Heere (…) en de barre wildernis ging zich verheugen en bloeide als een roos.” De onvruchtbare heidevelden bij Haworth waren een beeld van geestelijke woestenij, maar deze vormden geen barrière voor de doorwerking van het Evangelie in zondaarsharten.

Geestelijke bloei

Faith Cook, die een prachtige biografie van de opwekkingsprediker van Haworth schreef, karakteriseert diens geestelijke doorbraak als „regenbuien op droge grond.” Het jaar 1742 vormde het begin van een opwekking die lang zou aanhouden. Een jaar daarvoor was Grimshaw voor de tweede getrouwd, met Elisabeth Cockcroft. Ook dit huwelijk duurde maar kort, want zij overleed vijf jaar later.

Grimshaws parochie met het oude dorpskerkje werd een centrum van geestelijke bloei. Aan de Schotse John Gillies, die enkele boeken heeft geschreven over de opwekkingen in het Britse rijk en daarbuiten, vertrouwde Grimshaw toe hoe de Heere zijn gemeente had gezegend: „In 1742 (…) behaagde het onze dierbare Heere om mijn gemeente te bezoeken (…). Mijn kerk werd overvol, zodat velen buiten moesten staan (…) Ik was verbaasd over het huilen, kreunen en uitroepen van velen die geraakt werden met de ontdekking van hun zondige toestand en de toorn van God.” Er kwam beweging in de beenderen. Behalve een scherpe wetsprediking klonken even zo krachtige Evangelietonen: „Is dit niet de welaangename tijd? Is dit niet de dag van uw zaligheid? Wat, verliest u liever de hemel dan uw vermaken en gewin? Wilt u liever branden in de hel dan op aarde bekeerd worden? Wilt u liever Christus en de heerlijkheid verzaken dan afstand doen van uw vervloekte zonden? Is een heilig leven te veel voor de hemel?”

Zondagsrust

Gedrongen door de grote toeloop van toehoorders sprak hij vaak in de openlucht. De pastorale zorg was voor hem net zo belangrijk als de prediking. Nauwlettend liet hij erop toezien dat de mensen naar de kerk kwamen. Als de dienst was begonnen en sommigen hun vertier zochten in herberg The Black Bull bij het kerkgebouw, ging hij soms de kansel af om hen daarvandaan te halen. Er lag een groot beslag op het hele dorp. Niemand haalde het in zijn hoofd om de zondagsrust te verstoren.

Toen op een zondag een man op een paard door het dorp reed om bij de smid een hoefijzer te laten vervangen, vroeg de laatste eerst aan de predikant om permissie. Het bleek dat de man zijn paard nodig had om de vroedvrouw te halen. Grimshaw vond het in dit geval een noodzakelijk werk. Wat hadden ze een ontzag voor de prediker.

Nauwlettend zag hij tijdens de dienst erop toe dat er aandacht was. En de nazorg vooral van zielen die door de preek geraakt waren vergat hij niet. Zo droeg hij zijn schapen op het hart en zocht hen te weiden in de grazige weiden van het Evangelie van het kruis.

Geestelijke leiding

De rijke ‘oogst’ van zielen in het afgelegen Haworth bleef niet verborgen. Regelmatig kreeg Grim­shaw bezoek van de leiders van de methodistische opwekkingsbeweging, zoals John en Charles Wesley, die ook vaak in Yorkshire kwamen. Grimshaw bleef evenals hen in de Engelse Kerk, maar zocht wel meer vrijheid om pastorale zorg te verlenen. Evenals op andere plaatsen in het land werden er ”societies” gevormd, gezelschappen waar beginnende gelovigen geestelijke leiding kregen. Ook in Haworth verrees voor de ”societies” een methodistenkapel die niet gebonden was aan de kerkelijke regels. Tegenwerking bleef niet uit, maar de voortgang van de opwekking bleek niet te stuiten.

Zo ging Grimshaw jaren door, totdat in 1763 zijn einde kwam. Drie jaar daarvoor had hij zijn verbond met God vernieuwd dat hij had opgesteld om uitdrukking te geven aan zijn liefde tot zijn Verlosser. Het begin van dit stuk is treffend: „Eeuwige en onveranderlijke Jehova! Gij grote Schepper van hemel en aarde en aanbiddenswaardige Heere van engelen en mensen! Ik begeer met de diepste verootmoediging en zelfverfoeiing van de ziel nu neer te vallen in Uw ontzettende tegenwoordigheid…”

In dit bewustzijn eindigde hij zijn werkzame leven op 7 april 1763, slechts 55 jaar oud. Vlak voor zijn sterven sprak hij zijn huishoudster aan: „Ik behoef niets te doen dan uit mijn bed in de hemel te stappen. Mijn voet heb ik al op de drempel gezet.” Zijn laatste woorden waren: „Hier gaat een onnutte dienstknecht heen.” Henry Venn sprak op 10 april de rouwpreek uit, nadat Grimshaw in het dorp Luddenden begraven was.


Met ijver de genademiddelen gebruiken

„Wees ijverig in het gebruik van de genademiddelen, maar maak hier geen afgod van. Gebed, lofprijzing, lezen, meditatie, zelfonderzoek moeten dagelijks met ernst en vlijt betracht worden. Wij moeten elke dag onze gebeden doen, de huisgodsdienst onderhouden en daarbij regelmatig opgaan onder de prediking van het Woord. Christenen die een hart hebben om te bidden mogen de tijd hiervoor nooit verwaarlozen.

Maar maak geen afgod van de middelen van genade. Wat is het horen van het Woord zonder Christus? Is dat niet meer dan een kabinet zonder inhoud? Wat is het gebruiken van het avondmaal zonder Christus? Is dat niet meer dan een leeg glas zonder inhoud? We kunnen nooit genoeg gebruikmaken van de middelen, maar als we alles gedaan hebben wat wij schuldig zijn te doen, zijn we nog maar onnutte dienstknechten (Lukas 17:10). Maar zie door de middelen op Christus. Alleen in en door Hem ontvangen wij genade en heiligheid. Alleen door Hem worden de hemel en de eeuwige gelukzaligheid ons deel. Alleen in deze weg zal alles wel zijn.”

Uit: ”Living the Christian Life”, William Grimsaw, verzameld door Paul en Faith Cook, EP Books, Darlington, 2008

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer