Commentaar: Erasmus Universiteit jarig
De Erasmus Universiteit Rotterdam bestaat vandaag 100 jaar. Ze begon ooit als Handels-Hoogeschool met 55 studenten, onder wie 3 vrouwen. Op dit moment telt de universiteit ruim 20.000 studenten met bijna net zo veel vrouwen als mannen. De aantallen laten zien hoe het wetenschappelijk onderwijs in ons land zich ontwikkelde van elitair tot algemeen toegankelijk.
De Erasmus heeft een respectabele leeftijd bereikt, maar is bij lange na niet de oudste universiteit. Die staat in Leiden en werd in 1575 gesticht door Willem van Oranje. Het was een cadeautje van hem aan Leiden na het ontzet van de stad. De protestantse prins betaalde zijn geschenk met geld van in beslag genomen rooms-katholieke bezittingen.
Dat universiteiten algemeen toegankelijk zijn geworden, heeft positieve kanten. De sociale status of financiële positie van de ouders mag geen belemmering zijn voor talentvolle jongeren om te gaan studeren. Vroeger gingen alleen kinderen uit rijke, voorname gezinnen naar de universiteit. Gelukkig is dat niet meer zo.
De algemene toegankelijkheid heeft ook nadelen. Universiteiten zijn mega-instituten geworden, waar studenten zich een nummer voelen. De kwaliteit van het onderwijs staat onder druk. Grote aantallen studenten betekent dat er veel hoogleraren en universitair docenten nodig zijn om les te geven. Omdat die er niet genoeg zijn, worden studenten in te grote groepen bij elkaar gezet om hoorcolleges te volgen.
Het effect ervan is twijfelachtig. Hoogleraren klagen dat studenten nauwelijks luisteren, maar druk zijn met hun mobieltje of met elkaar. Daar kun je op wachten in zo’n situatie. Het probleem wordt door de bezuinigingen alleen maar groter. Terwijl het aantal studenten groeit –inmiddels zitten we op ruim 240.000– moeten universiteiten banen schrappen.
Een ander nadeel is dat er nogal wat jongeren doorstromen naar de universiteit van wie het de vraag is of ze er thuis- horen. Het behalen van een vwo-diploma betekent niet automatisch dat je geschikt bent om een wetenschappelijke opleiding te volgen. Veel van deze jongeren gaan uit verlegenheid studeren; ze weten niet wat ze willen. Vaak switchen ze na het eerste jaar van studie of verlaten de universiteit om alsnog naar het hbo te gaan.
Universiteiten worstelen daarmee. Al jaren discussiëren ze over de wenselijkheid van selectie aan de poort. Voorstanders verwachten dat de uitval van studenten dan vermindert en de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Tegenstanders menen dat universiteiten dan niet meer onbeperkt algemeen toegankelijk zijn. Voor beide redeneringen is iets te zeggen.
Intussen nemen sommige universiteiten zelf maatregelen. Utrecht, Leiden, Rotterdam, Maastricht en Amsterdam (UvA en VU) zijn een university college gestart naar Engels model. Kleinschaligheid is het handelsmerk. Studenten worden niet automatisch toegelaten op grond van hun vooropleiding, maar volgen een selectieprocedure. Intelligentie, motivatie, discipline en doorzettingsvermogen zijn belangrijke eisen. Deze university colleges doen het opvallend goed. Dat is veelzeggend.