De tragische val van een hervormer
„ Sjevardnadze, jouw tijdperk was de 20e eeuw, nu is het de 21e”, luidde de tekst op een bord dat werd meegedragen door betogers die het Georgische parlementsgebouw binnendrongen. Eduard Sjevardnadze was inderdaad een icoon aan het einde van de 20e eeuw.
Als Sovjetminister van Buitenlandse Zaken onder Michail Gorbatsjov speelde hij een cruciale rol bij de beëindiging van de Koude Oorlog door de terugtrekking van Sovjettroepen uit Afghanistan door te zetten, belangrijke wapenbeheersingsakkoorden te ondertekenen en behulpzaam te zijn bij de hereniging van de beide Duitslanden in 1990.
Als president van het onafhankelijke Georgië verloor de 75-jarige Sjevardnadze echter al snel zijn heldenstatus, doordat hij er niet in slaagde het land te bevrijden van corruptie, misdaad en armoede.
Sjevardnadze, geboren op 25 januari 1928 in het Georgische dorp Mamati bij de Zwarte Zee, maakte carrière via de Komsomol, de jeugdbeweging van de Communistische Partij, en de Georgische politie. Als minister van Binnenlandse Zaken van de republiek Georgië werd hij bekend als corruptiebestrijder doordat hij partijfunctionarissen dwong gestolen auto’s, huizen en andere bezittingen op te geven.
Door zijn voortvarende optreden kreeg Sjevardnadze in 1972 de leiding van de Communistische Partij van Georgië. In 1985 werd hij benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie, een functie die hij vijf jaar later neerlegde uit protest tegen plannen om geweld te gebruiken bij het onderdrukken van binnenlandse onrust. In augustus 1991 sloot hij zich bij Boris Jeltsin aan in diens verzet tegen een couppoging tegen Gorbatsjov. Kort daarna keerde hij terug als topman op het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Nadat de eerste democratisch gekozen president van Georgië, Zviad Gamsachoerdia, in 1992 was afgezet, besloot Sjevardnadze zijn politieke lot weer te verbinden aan zijn geboorteland. Hij werd er al snel tot parlementsvoorzitter gekozen en ontpopte zich tot de belangrijkste politieke factor. Gamsachoerdia stierf in 1993 onder geheimzinnige omstandigheden. Sjevardnadze kwam twee jaar later, in 1995, ook formeel aan de macht doordat hij onder een nieuwe grondwet tot president werd gekozen.
In het door hem geërfde Georgië heerste chaos. In 1990 braken gevechten uit in de noordelijke provincie Zuid-Ossetië, die aan Rusland grenst, nadat de regering in Tbilisi had besloten de provincie van haar autonomie te beroven. De regio slaagde erin de facto onafhankelijkheid te verwerven.
Een andere opstand brak uit in de provincie Abchazië, een gebied tussen de Zwarte Zee en Rusland. Sinds de separatisten het regeringsleger in 1992 en 1993 verdreven, is ook Abchazië in de praktijk zelfstandig. Abchazië sloot in 1994 een staakt-het-vuren met Tbilisi, maar vredesbesprekingen over een politieke oplossing leverden weinig tot niets op.
Ook in Tbilisi zelf wist Sjevardnadze geen orde op zaken te stellen. Politici onderhielden nauwe banden met de georganiseerde misdaad. Parlementsleden konden beter maar niet ongewapend het parlementsgebouw betreden. Sjevardnadze slaagde er weliswaar in 1995 na een moordaanslag in de beruchtste bende, de Mchedrioni of Paardenmannen, te ontwapenen, maar bleek verder niet in staat de corruptie en de misdaad te beteugelen. Naaste medewerkers van de president verrijkten zich ongegeneerd met dure villa’s en luxe auto’s.
Economisch ging het evenmin voorspoedig. Nadat het land al veel had verloren in de burgeroorlog met Abchazië, verloren de Georgische fabrieken cruciale orders van het Russische bedrijfsleven. Het gevolg is dat de Georgiërs ’s winters steevast te maken krijgen met langdurige stroom- en gasstoringen. Het gemiddelde maandsalaris ligt er rond 100 lari (ongeveer 42 euro). Dat bleek voor de Georgiërs te weinig om hun president, die ooit als redder was binnengehaald, zijn termijn te laten uitdienen.