„Nederland te star bij terughalen gevangenen”
DEN HAAG (ANP). Nederland moet veel minder star zijn bij verzoeken van Nederlanders die vastzitten in het buitenland om hun resterende straf hier uit te zitten. Bedraagt die straf minder dan 6 maanden (eventueel na omzetting naar Nederlandse maatstaven), dan wordt een dergelijk verzoek afgewezen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie vindt dat een strafrestant van minimaal een half jaar nodig is zodat gevangenen kunnen resocialiseren. Maar voor gevangenen die hun hele straf in een buitenlandse cel uitzitten, is juist helemaal geen resocialisatieregeling.
„Het selectieve gebruik van het argument resocialisatie heeft bij mij vragen opgeroepen”, schrijft de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer dinsdag in een brief aan minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie). En dat gevangenen langer vastzitten in een buitenlandse cel, komt de resocialisatie in Nederland ook niet ten goede, stelt Brenninkmeijer. Bovendien kijkt Nederland veel te weinig naar de gevolgen voor het individu.
De ombudsman deed de afgelopen maanden onderzoek naar de zogenoemde Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS). Die maakt het mogelijk dat mensen die in het buitenland vastzitten hun straf kunnen uitzitten in Nederland. In het buitenland vallen straffen in de regel veel hoger uit. Als een gedetineerde wordt overgeplaatst, moet de straf worden omgezet naar Nederlandse maatstaven. Dan blijft volgens Opstelten vaak te weinig strafrestant over.
Brenninkmeijer vindt dat de minister veel te strikt naar het criterium kijkt dat iemand nog minstens 6 maanden moet vastzitten. „Ook Kamerleden en deskundigen uit het veld hebben al eerder gepleit voor het loslaten van de strikte toepassing”, aldus de ombudsman. „Het ministerie zou veel vindingrijker om kunnen gaan met de mogelijkheden van resocialisatie.”