„Dit zijn terroristen, geen moslims”
„Slecht, waardeloos, onmenselijk, niet normaal.” Turken in Nederland reageren met afschuw op de bomaanslagen in Istanbul. Wat er met de daders moet gebeuren? „Hetzelfde wat zij hebben gedaan: een bom erop.”
Vrijdagmiddag, tegen halfeen. Uit alle hoeken van de Amersfoortse Kruiskampwijk komen Turkse mannen aan. Lopend, met de fiets, brommer, scooter of auto. Van alle leeftijden. Ze gaan de Mevlana-moskee in de Van Galenstraat binnen. Voor de verslaggever is geen plaats. „Heeft u een afspraak? Nee? Dan mag u niet naar binnen. De imam? Die heeft geen tijd.”
Op het raam van de moskee -gebouwd in 1990- hangt een affiche. Het geeft aan hoe bezoekers de islamitische tempel moeten betreden. Met blote voeten? „Mag niet! Ysak! Do not!” Met sokken aan? „Juist! Dogru! Good!”
Klokslag halfeen klinkt een klagelijke stem uit de gifgroene minaret. Halfzingend worden moslims ertoe opgeroepen hun religieuze plichten te vervullen. Twee Nederlandse jongens aan de overkant van de straat galmen met de luidsprekers mee. Het wekelijkse vrijdaggebed begint.
Intussen blijven er nieuwe moskeebezoekers aankomen. Of ze willen reageren op de aanslagen, donderdag, in Istanbul? „Slecht, waardeloos, onmenselijk”, oordeelt Recep Senulusoy. In de krant staat dat al-Qaida erachter zit, maar Recep weet dat zo net nog niet. „Misschien Bush zelf wel. Precies op de dag dat hij in Engeland is, wordt er een Engelse bank in Turkije opgeblazen.”
Het precieze verband maakt de Turk niet duidelijk, wel krijgt hij onmiddellijk bijval. „Van de Amerikanen kun je alles verwachten”, stelt Ibrahim Asilsoy. „Misschien hebben ze wel willen laten zien: Wij zijn sterker dan Turkije.” Eigenlijk doet het er niet toe wie het bloedbad op z’n geweten heeft, vindt Ibrahim. „Dit is zonde voor het land, zonde voor de mensen. Dit slaat nergens op. De islam verbiedt het doden van anderen. Altijd, maar zeker in deze maand. Het is ramadan.”
De jonge Turk maakt kort en goed duidelijk wat er met de daders moet gebeuren. „Hetzelfde wat zij gedaan hebben: een bom erop.” Ibrahim gebaart zenuwachtig. „Ik moet gaan.” Hij loopt naar een kanariegele BMW, springt erin en scheurt weg.
„Onschuldige mensen zijn doodgemaakt”, reageert een moskeebezoeker die anoniem wil blijven. „’s Ochtends van huis gegaan, dag gezegd en niet meer teruggekomen.” De daders kunnen nooit echte moslims zijn, meent hij. „Die doen dit niet. Dit zijn radicale islamitische groepen.” De Turk zegt het met afschuw. Hij moet niets van radicale lieden hebben.
De gedachte dat Amerika zelf verantwoordelijk is voor de aanslagen, blijft terugkeren. „Misschien hebben ze ook wel zelf de Twin Towers laten instorten”, oppert Yakin Kocel. „Toen had Amerika een aanleiding om tegen Bin Laden en Saddam Hussein te vechten.”
Of het logisch is dat Amerika een bank van zijn bondgenoot, Engeland, aanvalt? Yakin: „Die bank is goed verzekerd.” Wie de daders ook zijn, Turkije zal wraak nemen, daar is Yakin van overtuigd. „Turken zijn vechters. Ze strijden tot het laatste druppeltje bloed.” Er klopt iemand op het raam van de moskee. Yakin draait zich om. „Ik moet naar binnen. Het bidden gaat beginnen.”
Na afloop van de bijeenkomst zoekt de ’koster’ van de moskee de verslaggever op. „Er is binnen gezegd dat niemand met u mag praten.” „Van welke krant bent u eigenlijk?” vraagt Ugur Yildirim, terwijl hij erbij komt staan. „Het Reformatorisch Dagblad? O, een christelijke krant. Geen sensatie. Lees ik elke dag op internet.” Hij kijkt de ’koster’ aan: „Dat zit wel goed.”
Natuurlijk wil Ugur reageren op de aanslagen waarbij 27 doden en 450 gewonden vielen. „Afschuwelijk. Je mag niet zomaar onschuldige mensen doden. Geen van de religies kan dit rechtvaardigen. Dit zijn terroristen, geen moslims.”
Ook de Turks-Islamitische Culturele Federatie in Nederland reageert geschokt op de aanslagen. „Het is verschrikkelijk dat Turkije voor de tweede keer binnen tien dagen wordt getroffen.” Woordvoerder A. Tonca heeft wel een idee waarom juist Turkije het doelwit is. „Het land is de bruggenbouwer tussen Oost en West. Een aantal groeperingen is daar kennelijk heel erg tegen.”
De Turkse islamitische organisatie Milli Görüs spreekt van „een vieze actie.” Het feit dat de aanslagen tijdens de ramadan zijn gepleegd, bewijst volgens Milli Görüs dat de daders „geen enkele religie, gevoel of menselijkheid in zich hebben.”