NSB’ers kregen wél plek in de samenleving
AMSTERDAM (ANP). Het beeld dat NSB’ers en collaborateurs na de oorlog als paria’s werden buitengesloten van de samenleving, klopt niet. Een deel van de medestanders van de Duitse bezetter kreeg na 1945 wel degelijk een plek in de samenleving.
Dat blijkt uit het onderzoek Erfenissen van Collaboratie, dat het oorlogsinstituut NIOD donderdag presenteerde in Amsterdam. Voor het eerst hebben onderzoekers de positie van ‘foute’ Nederlanders en Belgen in de naoorlogse samenleving in kaart gebracht.
Helen Grevers onderzocht wat er terecht kwam van collaborateurs die in Nederland en België kort na de oorlog fysiek werden uitgesloten door internering, juridische vervolging en bestraffing. Ismee Tames bestudeerde hoe voormalig politiek delinquenten en hun gezinnen in de jaren 50 en 60 weer een bestaan opbouwden.
Voorwaarde voor opname in de samenleving was wel dat foute Nederlanders het nationaalsocialisme ondubbelzinning afwezen, stelt Tames. „Ze moesten overtuigend schuld bekennen, akkoord gaan met wat goed en fout was geweest tijdens de oorlog en laten zien dat ze overgestoken waren naar de goede kant.” Zolang dat niet gebeurde, bleven de maatschappij en de overheid hen afwijzen.
Uit het onderzoek blijkt dat een breuk met het NSB-verleden en het aannemen van een nieuwe identiteit veel vaker voorkwam dan gedacht. Oud-NSB’ers die afstand namen van hun politieke verleden wisten vaak succesvol een nieuw bestaan op te bouwen, concludeert Tames. „Het is goed te beseffen dat, anders dan wij nu geneigd zijn te denken, een NSB-verleden zeker niet iemands hele verdere leven bepaald hoeft te hebben.”
In de nasleep van de oorlog in Nederland en België werden in totaal meer dan 200.000 mensen gearresteerd en in provisorisch opgerichte gevangenkampen opgesloten, omdat ze verdacht werden van samenwerking met de Duitsers. Het was de grootste opsluitingsoperatie in de Nederlandse en Belgische geschiedenis ooit.