Opnieuw Istanbul
Voor de tweede keer binnen een week is de Turkse stad Istanbul doelwit geworden van twee bloedige aanslagen door terroristen. Enkele tientallen doden en meer dan 500 gewonden zijn slachtoffer van het „duivels handwerk” van handlangers van de terreurorganisatie al-Qaida. Hadden de vrienden van Osama bin Laden het vorige week gemunt op twee synagoges, gisteren plaatsten zij explosieven bij twee Britse objecten.De dramatische gebeurtenissen zijn uiterst triest voor de nabestaanden en voor de gewonden met hun families. De aanslagen brengen ook grote angst teweeg bij de Turkse bevolking. Als islamitisch land kon Turkije er lange tijd van uitgaan dat het niet een potentiële prooi was voor de moslimterroristen. Die richtten zich immers op de westerse democratieën, in het bijzonder op Amerika en zijn vrienden. Die gedachte is nu een illusie gebleken. Ook Turkije moet rekening houden met terreuraanslagen.
Ongetwijfeld zullen de nauwe relaties die Turkije met Israël en de Verenigde Staten onderhoudt, voor de handlangers van Bin Laden van invloed zijn geweest op hun besluit om vier bommen in Istanbul af te laten gaan. De Israëlische luchtmacht oefent geregeld in het Turkse luchtruim en Amerika heeft in het land een aantal bases. Daarnaast zal een rol spelen dat Turkije in de ogen van veel strenge moslims min of meer afvallig is. De Turkse maatschappij staat volgens hen te open tegenover de goddeloze westerse cultuur.
De aanslagen in Istanbul laten zien dat de terroristen niets en niemand ontzien. Wanneer het hun past, kiezen zij ook doelen bij broeders in het geloof. Dat tekent het radicale karakter van het internationaal terrorisme. In het streven naar destabilisering van de democratische wereld is voor de terroristen alles geoorloofd.
President Bush sprak gisteren in Londen over de „levensgrote dreiging van het wereldwijde terroristennetwerk.” Die dreiging is een keiharde realiteit. Nergens is men meer volstrekt veilig voor de snode aanslagen van terroristen. En de angst daarvoor neemt toe, mede doordat de strijders van al-Qaida de frequentie van hun aanslagen versnellen.
Het is voor autoriteiten een bijna onmogelijke opgave om het terrorisme te bestrijden. Ze hebben immers te maken met een veelkoppig monster. Dat is blijkens een rapport van de VN zeker het geval na de aanslagen van 11 september. De al-Qaida-organisatie heeft in de achterliggende jaren haar structuur ingrijpend veranderd en bestaat nu uit een gedecentraliseerd apparaat van kleine cellen. Dat maakt het heel moeilijk om dit netwerk te ontmantelen.
Tegelijk hebben regeringen de plicht alles te doen wat in hun vermogen ligt om burgers veiligheid te bieden. Blijkens een nieuwe studie over bestrijding van het terrorisme, uitgebracht door het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT), schort het zeker ook in ons land aan alertheid en coördinatie. Terreurbestrijding is nu nog te veel een taak van een beperkt aantal, specialistische diensten.
Juist omdat het terrorisme de laatste jaren van karakter is veranderd en daarmee de dreiging is toegenomen, bepleit het COT een bredere aanpak en een verhoogde staat van waakzaamheid. Duidelijk is dat de gewone burger nooit in staat is terroristen te bestrijden. Maar oplettende burgers kunnen wel een schat aan waardevolle informatie leveren aan specialisten.
Daarnaast doet de overheid er goed aan te streven naar meer coördinatie en samenwerking tussen verschillende diensten. Bovendien moet in de bestrijding geïnvesteerd worden. De gedachte dat we in ons land tamelijk veilig zijn, is verleden tijd.