Opinie

Mistflarden en fopspenen in referendumdebat

Ongekend helder was het: het debat dat de Tweede Kamer deze week voerde over het referendum over de Europese grondwet. Dat wil zeggen: voorzover het ging om de scheiding tussen voor- en tegenstanders. Wie de nog enigszins twijfelende ChristenUnie gemakshalve bij de tegenstanders rekent, ziet een keurige ideologische tweedeling: de partijen die uit de Franse Revolutie voortkomen (PvdA, VVD, D66, GroenLinks, SP en LPF) als voorstanders, de antirevolutionairen (CDA, SGP, CU) als tegenstanders van de referendumwet.

21 November 2003 00:11Gewijzigd op 14 November 2020 00:44
Van der Staaij: …dwingen van burgers… - Foto RD
Van der Staaij: …dwingen van burgers… - Foto RD

Maar voor het overige was het een debat vol mist, drogredeneringen en fopspenen. Weinig burgers zullen er nog een touw aan vast kunnen knopen. Neem in de eerste plaats het komische feit dat minister De Graaf van Koninkrijksrelaties en Bestuurlijke Vernieuwing -als D66’er bij voorbaat voorstander van nieuwigheidjes en in het bijzonder liefhebber van alles wat naar referenda zweemt- zich nu ineens namens het kabinet tegenstander toonde van de referendumwet van PvdA, GL en D66. Dat is de wereld op zijn kop.

Maar dat is lang niet het enige onbegrijpelijke aan het debat over het initiatief van de kamerleden Karimi (GL), Dubbelboer (PvdA) en Van der Ham (D66). Uitermate verwarrend is ook dat diverse partijen heel verschillend om willen gaan met de uitslag van de volgend jaar te houden volksraadpleging. Een partij als de SP denkt de wil van het volk zonder meer te volgen, ook als die tot een ander standpunt leidt dan de partij zelf altijd heeft uitgedragen. De VVD wil zich daarentegen niet vastleggen op de uitslag van het referendum. Dat alles geeft een zeer onoverzichtelijk beeld.

Verwarrend is het voorstel van de linkse partijen echter vooral omdat zij het probleem dat zij signaleren niet oplossen, maar waarschijnlijk erger maken. Wat is het probleem? Volgens een meerderheid in de Tweede Kamer is de Nederlandse burger het zat dat er over Europa alsmaar belangrijke politieke beslissingen genomen worden, terwijl hij daar zelf in het geheel geen vat op heeft. De kiezer „krijgt Europa door de strot geduwd”, aldus PvdA-kamerlid Koenders. Daarom is het volgens hem de hoogste tijd de Nederlandse man en vrouw in een referendum mee te laten beslissen over een volgende stap in het eenwordingsproces, te weten de aanvaarding van de Europese grondwet.

Maar bij die redenering zijn veel kanttekeningen te plaatsen. Het is absoluut waar dat de gemiddelde Nederlander onverschillig en gelaten is als het om de Europese eenwording gaat. Maar los je dat op door een kostbaar verkiezingstheater op te tuigen, waarin hij één keer ja of nee mag zeggen tegen de Europese grondwet? Is het geen ongelooflijke versimpeling van zaken te denken dat de kloof tussen de burger en Europa gedicht wordt als hij zich uit mag spreken over een moeilijk toegankelijk, dik pak papier? Volgens een opiniepeiling heeft tweederde van de bevolking nog nooit van de komende grondwet gehoord. Waar slaat dan een volksraadpleging op?

Maar stel nu eens dat de politiek de komende maanden aan iedereen uit weet te leggen waar het om gaat. Ook dan zijn de complicaties nog niet van de lucht. Ingewikkeld wordt de zaak vooral als een meerderheid van het volk zich tegen de grondwet keert. In de eerste plaats staat dan nog niet onomstotelijk vast waarom men ertegen is. Omdat de grondwet te ver gaat? Of omdat zij niet ver genoeg gaat? Daar wordt in het referendum niet naar gevraagd.

Belangrijker is echter nog dat het niet voorstelbaar is dat kabinet en Kamer dan inderdaad zullen zeggen: Wij wijzen de Europese grondwet af. Dat zou Nederland in Europa in een uiterst vreemde uitzonderingsituatie brengen. Als de meerderheid van het Nederlandse volk de grondwet afwijst, maar de regering die aanvaardt, blijkt het hele referendum een geweldige fopspeen te zijn geweest. Dat zal de kiezer pas echt een gevoel van ontnuchtering geven en zijn betrokkenheid bij Europa tot een dieptepunt brengen.

Maar, zeggen wellicht de linkse partijen, wij gaan een stevige campagne voeren om het volk ervan te overtuigen dat het vóór moet stemmen. Oh ja? Maar is dat dan niet merkwaardig? Het is als een vader die tegen zijn zoon zegt: Ik heb je zo hoog staan, dat je mij mag adviseren. Maar ik ga je wel eerst zodanig bewerken dat je me precies dat advies geeft wat ik graag hebben wil.

Het was SGP-woordvoerder Van der Staaij, door zijn principiële en tegendraadse opstelling smaakmaker in het debat, die het afgelopen dinsdag treffend samenvatte: „We zijn bezig via het referendum de burger te dwingen te vinden wat de fracties hier in Den Haag vinden. Zo maak je hem medeplichtig, maar demp je in geen enkele opzicht de kloof tussen Europa en de burger.”

Kortom: Europa is en blijft voor de politiek een belangrijk onderwerp. Hier is veel werk aan de winkel, bijvoorbeeld met betrekking tot de toetreding van tien nieuwe landen en met betrekking tot de handhaving van het stabiliteitspact. Maar het referendum over Europa is een politiek monstrum.

Vorige week kregen premier Balkenende en justitieminister Donner van de linkse partijen de vraag voorgelegd of ze niets beters te doen hadden dan zich druk te maken over het bespotten van de Koningin. Die vraag kan nu in omgekeerde richting gesteld worden. Hebben PvdA, GroenLinks en D66 niets beters te doen dan zich bezig te houden met de fopspeen van het referendum?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer