Op alle fronten in beweging
Hij kent het Reformatorisch Dagblad (RD) al van vóór de oprichting. Drs. J. A. Coster wordt in 1968 gevraagd zitting te nemen in de raad van toezicht van een nieuw te starten krant. Die verschijnt voor het eerst in 1971. Zestien jaar later, in 1987, verruilt Coster zijn functie van bestuurder voor die van hoofdredactielid. Komende woensdag neemt hij afscheid van het RD. De 60-jarige Coster uit Elspeet gaat met de vut. „Het wordt steeds moeilijker om één krant voor de hele achterban te maken.”
Journalisten die het RD-pand verlaten om een interview te gaan houden, krijgen niet zelden de groeten van Coster mee. Degene naar wie zij onderweg zijn, blijkt -voor de zoveelste keer- een bekende van de adjunct-hoofdredacteur te zijn. Het typeert Costers netwerk. Hij heeft zijn contacten in het onderwijs, in de politiek en in vele besturen van verenigingen en stichtingen. Wie Coster zegt, zegt SGP, De Driestar, RD. Zelfs burgemeester Deetman van Den Haag en oud-burgemeester Patijn van Amsterdam weten wie Jaap Coster is. Ze werkten ooit met hem samen.
Van huis uit heeft Coster -geboren in Delft- helemaal niets met journalistiek in het algemeen of de krant in het bijzonder. Hij leerde voor bioloog aan de Universiteit Leiden -romanschrijver Maarten ’t Hart zat één jaar boven hem- en studeerde af op het paringsgedrag van stekelbaarsjes. Nog voor hij zijn kandidaatsexamen deed, ging Coster lesgeven op De Driestar. Het was 1964. Na verloop van tijd kreeg hij er een staffunctie bij. De combinatie van taken, stafwerk en lesgeven, beviel hem niet. Hij moest kiezen: opnieuw volledig voor de klas of iets anders. Het werd iets anders.
Coster gooide het roer 180 graden om en werd adjunct-hoofdredacteur bij het RD, waar hij oud-studenten als collega tegenkwam. Bij de krant van reformatorisch Nederland ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig mens. Hij gaf leiding aan de regio- en de binnenlandredactie, redigeerde twee keer een jubileumboek (bij 25 jaar RD en bij 25 jaar hoofdredacteur Janse), verzorgde presentaties over het RD tijdens abonneeavonden en scholierenexcursies, was nauw betrokken bij het ontstaan van de dagelijkse katernen, bewaakte de rubriek Opgemerkt en was bouwpastor bij de totstandkoming van het nieuwe kantoorpand in Apeldoorn.
„Ik heb een ontiegelijk brede belangstelling”, verklaart het scheidende hoofdredactielid de lange lijst met wapenfeiten. En met een tikje zelfspot: „Misschien wel te breed om diepgang te hebben.”
Costers vertrek is symptomatisch. Hij behoort tot de generatie RD’ers die de krant vanaf het begin heeft meegemaakt en nu plaatsmaakt voor de jongere garde. Bestuursvoorzitter J. H. Koppelaar ging hem voor en financieel directeur J. D. Heijkamp volgt hem in mei. Binnen enkele jaren zal ook hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse afzwaaien.
De oprichters van het RD hadden hun doel helder voor ogen, aldus Coster. „Ze wilden een krant op basis van Schrift en belijdenis, die een dam zou opwerpen tegen de invloed van de secularisatie en tegelijk een stem naar buiten zou zijn voor de gereformeerde gezindte.” Hoewel de praktijk weerbarstiger bleek dan de theorie leek, heeft het RD die missie nog steeds, benadrukt Coster. „Je ziet het terug in het kunstwerk dat in het nieuwe RD-pand is geplaatst: het verbeeldt de wachter en de boodschapper.”
In commentaren, analyses, interviews en achtergrondverhalen roeit het RD vaak tegen de publieke stroom in. Ook Coster leverde daar de laatste veertien jaar zijn bijdrage aan. Bij zijn afscheid constateert hij dat „de profetische functie” van de krant voldoende uit de verf komt. „Het RD stelt regelmatig verkeerde ontwikkelingen in onze samenleving aan de kaak. Maar alleen boetgezant zijn, is niet genoeg. Hoe zit het met onze koninklijke functie? Dragen wij voldoende uit: Alzo zegt de Heere? En wat komt er van onze priesterlijke functie terecht? Zijn wij als krant verzoenend bezig als onze lezers verschillend denken over middelmatige zaken? Of zijn we soms -onbedoeld- aan het polariseren?”
Het RD heeft het niet gemakkelijk, weet Coster uit ervaring. „We staan als krant midden in de gereformeerde gezindte en proberen die bij elkaar te houden. De onderlinge verschillen nemen echter toe, de polarisatie groeit. Als we duidelijk stelling nemen in een commentaar, zegt een deel van de lezers: Dit gaat mij te ver. Geven we geen mening, dan vindt een ander deel dat we kleurloos zijn.”
De opiniepagina’s, die een paar keer per week verschijnen, geven volgens Coster weer andere problemen. „Veel mensen lezen de bijdragen alsof die het standpunt van de krant vertolken. Als je probeert uit te leggen dat het de mening van een gastschrijver is, dan zeggen ze: Ja maar, het staat toch in het RD?”
Het lezerspubliek van het RD is vanaf de oprichting zeer divers geweest: kerkelijk, sociaal, maar ook intellectueel. Het opleidingsniveau van de abonnees varieert nog steeds van enkel lagere school tot universiteit. Ook al verdwijnt de eerste categorie langzaam maar zeker, toch zal de krant te maken blijven houden met grote intellectuele verschillen onder de lezers.
Coster: „Dat vraagt veel didactisch inzicht van de redactie. Neem het katern Spectrum op dinsdag. Daarin gaat het soms over ingewikkelde, technische dingen. Je zult als schrijver van zo’n artikel veel moeten uitleggen om de laagopgeleide lezer te bereiken, maar tegelijk voldoende stof moeten aanreiken om de wetenschappelijk geschoolde lezer te boeien. Een krant als NRC Handelsblad, die zich richt op hogeropgeleiden, heeft het in dit opzicht een stuk gemakkelijker.”
De diversiteit van het lezerspubliek komt volgens Coster ook tot uiting in de verschillende waardering voor de dagelijkse regiopagina’s. „De een vindt het regionieuws, ondanks de forse uitbreiding, nog steeds te weinig. De ander zegt: Gooi het er maar uit, want ik lees het toch niet.”
Nooit eerder gingen veranderingen in de samenleving zo snel als de laatste tien, vijftien jaar. De krant holt er hijgend achteraan. Coster: „Wat vandaag nieuw is, is morgen verouderd. Vroeger gingen maatschappelijke opvattingen drie generaties lang mee. De laatste vijftien jaar is de omloopsnelheid van vastigheden in het leven enorm toegenomen. We hebben nauwelijks tijd om over de veranderingen na te denken en ze principieel af te wegen. De generatiekloven volgen elkaar steeds sneller op. Ook onze kring is op alle fronten in beweging.”
Welke invloed heeft dat op het RD?
„We hebben een groep lezers, vooral de oudere mensen, die hecht aan een zekere stijl. Zij zien het RD als hun huisvriend; de krant moet warmte uitstralen. Daartegenover staan de jongeren met hun hapsnap-leescultuur. Ze zijn moeilijk te binden en groeien op in een wereld van computers, video’s, internet en televisie. Voor beide groepen, en voor alles wat ertussen zit natuurlijk, moet het RD aantrekkelijk zijn. Dat is niet eenvoudig.”
Coster heeft er geen moeite mee om een bijlage die speciaal voor jongeren is bedoeld, ook in hún stijl vorm te geven. Een voorbeeld daarvan is de vorige week verschenen bijlage Werkwijzer met verhalen over school en beroep. De opmaak was strak, modern, met veel felle kleuren en afwijkende lettertypes. „Tot mijn verbazing vonden sommigen het allemaal te frivool. Het is mij niet opgevallen. Ik heb wel gekkere dingen gezien. In ieder geval is niet voor deze opmaak gekozen om modern te doen; wel om jongeren in hun eigen stijl aan te spreken. Voor hen was de bijlage in de eerste plaats bedoeld.”
Toch is het goed te blijven bedenken, aldus Coster, dat een aantal abonnees alles wil lezen wat het RD uitbrengt, ongeacht de primaire doelgroep. „Ik herinner me dat er op de jongerenpagina Magneet een hele tijd geleden Engelse lesjes stonden. Die werden ook door oudere lezers gemaakt, misschien nog wel vaker dan door de jongere. De opmaak mag niet op voorhand een belemmering zijn om ergens aan te beginnen. Het gaat om het juiste evenwicht tussen vorm en inhoud.”
Is de inhoud van het RD veranderd? Kan er nu meer dan 30 jaar geleden?
„Dat wordt wel gesuggereerd, maar vergis je niet in de begintijd. Onder hoofdredacteur Blees interviewden we ook buitenstaanders. Laten we ook dit bedenken: het RD én de achterban zijn 30 jaar verder. We zijn allemaal meegegaan in de ontwikkelingen, maar ik geloof niet dat het RD daarin voorop heeft gelopen.”
Is er meer ruimte voor andersdenkenden in de krant gekomen?
Misschien moet je het anders zeggen: De wereld is confronterender geworden. De overstap die ik in mijn jeugd maakte van de christelijke hbs naar de universiteit was kleiner dan die mijn kinderen nu maken vanaf de reformatorische school. Onze reformatorische zuil is prachtig, maar de kloof naar de wereld is erdoor gegroeid. Ik zou overigens wensen dat er op school meer werd gedaan met de kritische interviews die wij met andersdenkenden hebben. En de kritische besprekingen van moderne boeken. Wat lezen onze jongeren? Ik ben daar niet optimistisch over.”
Is een interview in het RD met prof. Kuitert, die bijbelse waarheden glashard ontkent, een stap te ver?
„Persoonlijk leer ik veel van interviews. Dingen die ik op die manier lees, onthoud ik beter. Maar een interview alleen is in dit concrete geval misschien te weinig. Zet er een professor Velema naast, die jarenlang met Kuitert de degens heeft gekruist, en laat hem kritiek geven op de opvattingen van Kuitert. Overigens is dit een moeilijk terrein. Er zijn mensen die zeggen: Geef mij het leesvoer maar, ik bepaal zelf mijn mening wel. Dat is een moderne manier van denken die ook in reformatorische kring voorkomt. Het wordt steeds moeilijker één krant voor de hele achterban te maken.”
Het RD is een gereformeerdegemeentekrant, zeggen lezers van andere kerken soms. Met dat kerkgenootschap wordt voorzichtiger omgegaan. Wat is daarvan waar?
Coster, hervormd: „We lijken in de berichtgeving over de Gereformeerde Gemeenten inderdaad soms soberder dan over andere kerken, maar dat heeft vooral met het mediabeleid van het kerkverband zelf te maken. De Gereformeerde Gemeenten zijn terughoudend met verslagen van kerkelijke vergaderingen in de krant. Bij de Hervormde Kerk ligt dat heel anders: daar is volledige openheid. En sinds kort bij de Christelijke Gereformeerde Kerken ook. Lezers zoeken echter achter bepaalde kerkelijke kwesties en de verslaggeving daarvan in het RD wel eens meer dan de redactie er instopt. En we maken als krant natuurlijk ook fouten. De afhandeling van de kwestie-Blaauwendraad is daar een voorbeeld van.”
”Gelijke monniken, gelijke kappen” is Costers uitgangspunt bij gevoelige zaken binnen en buiten eigen kring. „Als we niet mogen schrijven over misstappen van kerkelijke mensen, dan ook niet over misstappen van onkerkelijke mensen. Anders gezegd: Het mag voor de krant niet uitmaken of een wethouder van de PvdA of van de SGP zich schuldig maakt aan fraude.”
Toch is het hemd nader dan de rok, beseft Coster. „We moeten over eieren lopen als we over zeden- en fraudezaken in eigen kring schrijven. ’t Is een slangenkuil. De ene keer komen we daar als RD beter uit dan de andere. Maar soberheid blijft ons uitgangspunt. Geen details om een sensationeel verhaal te maken. Dat geldt bijvoorbeeld ook als we over de Puttense moord schrijven. We hebben een tijd gehad dat in elk artikel de sleeptheorie over het sperma naar voren kwam. Daar is toen met de desbetreffende collega’s over gesproken.”
Is de vele aandacht in het RD voor Samen op Weg ook niet wat overdreven?
„Vind ik niet. Samen op Weg is voor een deel van de lezers van groot belang. Stel je voor dat de Hervormde Kerk ophoudt te bestaan, dan ontstaat er een volstrekt nieuwe kerkelijke situatie in Nederland. Dat niet alleen, Samen op Weg heeft hoe dan ook effecten naar de andere kerken. Daar moeten we als RD aandacht aan besteden.”
Is het RD een krant voor de reformatorische zuil of voor heel Nederland?
„Dat is een lastige discussie. Als we 30 jaar Jan van der Graaf als hoofdredacteur hadden gehad, dan had het RD zich ongetwijfeld meer naar buiten gepresenteerd. Dat is overigens geen waardeoordeel over hoofdredacteur Chris Janse, maar gewoon een feit. Ik blijf volhouden dat we het beide proberen te zijn: een krant voor de eigen achterban, maar tegelijk met een woord voor de wereld.
Ik vind het heel belangrijk dat we als kleine krant kwaliteit bieden. Het RD mag nooit door anderen aan de kant worden geschoven omdat het geen goede krant is. Op dat punt is er veel verbeterd. We krijgen nogal eens complimenten van andersdenkenden die door het RD worden geïnterviewd, omdat we de mensen tenminste laten uitpraten. Tegelijk moet je constateren dat diezelfde mensen soms niets moeten hebben van onze principes.”
Het heeft lang geduurd voordat de progressieve minister Borst door het RD geïnterviewd wilde worden…
„We waren kennelijk voor haar niet interessant genoeg. Te klein en, ach ja, het RD wordt gelezen door mensen van wie zij principieel mijlenver af staat. De standpunten zijn bekend. Totdat er sprake was van een wezenlijk conflict en de minister met onze kring wilde communiceren. Toen bleek een interview met haar ineens mogelijk.”
U schreef graag columns in de rubriek Gedachtegoed. Wat is daar leuk aan?
„In een column kun je gemakkelijker je mening geven dan in een commentaar. Een commentaar ervaren de lezers al snel als betuttelend, terwijl een column juist een mening moet weergeven; moet prikkelen. Toch schreef ik ook wel eens een column met het water in m’n handen: hoe zal dit landen? Onze lezers zijn mondiger geworden; hun mening liegt er soms niet om. Daarnaast vind ik het nog steeds moeilijk om in vijftig regels, de lengte van een commentaar, een afgewogen oordeel over iets te geven. Het is een bekend feit dat verhalen genuanceerder worden naarmate ze langer zijn.”
U behandelde al die jaren ingezonden brieven voor Opgemerkt. Wat leerde u daarvan?
„Dat deze rubriek vooral de uiterste flanken van het RD, links en rechts, laat zien. En dat mensen in onze gezindte het heel moeilijk vinden om personen en meningen te scheiden.”
U zat ook regelmatig op donderdagavond aan de telefoon tijdens het hoofdredactioneel spreekuur. Is er verschil tussen schrijvers en bellers?
„Absoluut. Bellers zijn een ander soort mensen. Die willen gewoon even met je van gedachten wisselen. Ze komen vaak meer met vragen dan met kritiek. De eerste lezer die ik aan de telefoon kreeg, zei tegen me: Meneer, ik ben geen schrijver, maar nu het RD met een spreekuur begint, wil ik u toch eens iets voorleggen waar ik al 15 jaar mee loop.”
U stopt bij het RD, maar u blijft actief als SGP-raadslid in Nunspeet en als bestuurslid van diverse organisaties in reformatorische kring. Wat is naar de toekomst toe de belangrijkste taak voor het RD?
„Dan kom ik terug op het samenbindend bezig zijn in de achterban. Het RD is de stem van onze gezindte. We hebben ook nog een politieke stem, maar die kan weggestemd worden. Laten we daarom zuinig zijn op het RD. Onze gezindte heeft dat platform hard nodig.”