Nog weinig hulp na ramp kledingfabriek Dhaka
DHAKA. Slachtoffers van de brand in Rana Plaza, de kledingfabriek in Bangladesh die in april instortte, wachten nog steeds op een schadevergoeding. Intussen zijn medische en financiële hulp dringend nodig.
Van de overlevenden en nabestaanden heeft 94 procent sinds april nog geen enkele compensatie ontvangen van de werkgever, meldde de hulporganisatie Action Aid donderdag. Bij de ramp kwamen zeker 1100 mensen om het leven.
Action Aid sprak twee derde van de overlevenden en van de nabestaanden van de slachtoffers. Van degenen die levend onder het puin vandaan kwamen, ging 92 procent niet meer aan het werk. Meer dan de helft heeft last van de gevolgen van de ramp: ledematen raakten verlamd of werden geamputeerd; sommigen lijden voortdurend pijn. Sinds de ramp hebben betrokken partijen –fabrikanten, kledingketens, overheden en vakbonden– wel afspraken gemaakt over de verbetering van de veiligheid in Bengalese fabrieken, maar over een compensatieregeling wordt nog overlegd.
Kledingketen Primark zou tot nu toe de enige zijn die daadwerkelijk financiële hulp biedt aan de slachtoffers. Gisteren kondigde het bedrijf aan de kortetermijnhulp verder uit te breiden, terwijl het overleg over de langetermijncompensatie doorgaat. In Rana Plaza werd kleding voor onder andere Primark gemaakt. Dinsdag ging in Bangladesh het driejarige programma Better Work van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van start. Gebouw- en brandveiligheid worden aangepakt; verder staat de re-integratie van slachtoffers op het programma.