Kerk & religie

Christus’ zang

Psalm 89:2

24 October 2013 08:19Gewijzigd op 15 November 2020 06:35

„Ik zal de goedertierenheden des Heeren eeuwiglijk zingen; ik zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht tot geslacht.”

Hoewel dit zingen de plicht is van elke gelovige, vooral van hen die óf boven anderen in geloofskracht en vertroostingen van de Heilige Geest uitmunten, óf tot voorgangers van de kerk gesteld zijn, moet het echter voor niemand vreemd zijn dat dit woord hier Christus Zelf in de mond gelegd wordt. Hij is anders altijd het voorwerp van al de lofzangen van de heiligen. Laat men slechts overwegen dat Hij wel de aangestelde Koning is op Davids troon, maar tevens de Opperleraar van Zijn Kerk, Die vanwege de Vader hen onderwijst over Gods genade­weg.

Als Hoofd gaat Hij hen voor, opdat ze Zijn voorzang mogen navolgen. Dat deed Hij niet alleen onmiddellijk, tijdens Zijn omwandeling op aarde. Toen zong Hij zelfs bij de laatste paasmaaltijd met Zijn discipelen de lofzang, het heilige hallel. En voorts zong Hij door Zijn aangename en strelende Evangelieprediking. Dat fluitspel streelde oren en harten.

Maar dat doet Hij al vanouds, in de bediening van de Geest, door de verkondiging van het Evangelie, door de profeten die Hij gebruikte en nu door Zijn gezanten, en door Zijn Woord. Daarin wordt Zijn stem gehoord, de stem van Zijn Geest, Die dat nieuwe lied, dat lied des Lams aan de Kerk voorzingt. Dat doet Hij ten slotte na Zijn verhoging in de hemel. Daar zal Hij het met Zijn verheerlijkten eeuwig doen.

J. J. Brahé, predikant te Vlissingen (”Ethans onderwijs”, 1765)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer