Islamisten rukken weer op in Mali
APELDOORN. Franse troepen dreven begin dit jaar opstandige rebellen terug uit het noorden van Mali. De strijders lijken echter opnieuw voet aan de grond te krijgen.
De speciale VN-gezant voor Mali, Bert Koenders, trok vorige week in de VN-Veiligheidsraad aan de bel: de VN-troepenmacht in Mali heeft dringend extra militairen en helikopters nodig om het noorden van het land te stabiliseren en burgers te beschermen tegen aanvallen van gewapende groeperingen. „We worden ernstig op de proef gesteld”, zei de Nederlandse oud-minister.
Dat laatste kon niet als een volslagen verrassing komen. Toen de Franse troepen in januari het Afrikaanse land binnentrokken, was één ding wel duidelijk: dit wordt geen snelle klus. Het conflict in Mali is diepgeworteld en complex.
Wat was er ook alweer precies aan de hand? In maart 2012 pleegden noordelijke rebellen een coup in het Afrikaanse land. De gemarginaliseerde bevolkingsgroep van de Toearegs wilde een eigen staat vestigen: Azawad. Ze streden aanvankelijk samen met islamistische strijders voor hetzelfde doel, maar na verloop van tijd namen de laatsten het heft in handen. Ze propageerden een strikt islamistische staat in heel Mali. De enkele christenen, die in noordelijke steden als Timboektoe woonden, sloegen op de vlucht.
Toen islamistische rebellen begin dit jaar oprukten naar de hoofdstad Bamako, in het zuiden van Mali, greep oud-kolonisator Frankrijk in. Ze wisten in korte tijd de opmars tot stilstand te brengen en de islamistische rebellen te verslaan. Enkele maanden later kwamen er verkiezingen, gevolgd door een eenheidsregering. De nieuwe president, Ibrahim Boubacar Keita, beloofde bij zijn aantreden, deze zomer, er alles aan te zullen doen om de inwoners van het verscheurde land te verenigen. Deze uitspraak van de kersverse president onderstreepte al dat de kous met de komst van de eenheidsregering bepaald nog niet af is. De opstand van de Toearegs was daarvoor te diepgeworteld. De Franse kolonisatoren smeedden Mali tot een eenheidsstaat, waarbij lichtgekleurde, nomadische Toearegs in één land kwamen te wonen met zwarte boeren in het zuiden. Het heeft van meet af problemen opgeleverd.
Daarbij komt dat het noorden een wespennest van rivaliserende etnische en tribale groepen is. Die verbinden zich soms om tactische redenen met extremisten. Smokkel, drugshandel en andere criminele praktijken tieren welig. Het probleem is dus niet opgelost met handreikingen aan de Toearegs.
De laatste weken lijken islamistische groepen bovendien weer meer voet aan de grond te krijgen in Noord-Mali. Ze krijgen vrijwel zeker steun van geestverwante groepen uit de regio. In de Sahelregio betekenen nationale grenzen niets. Dat maakt de situatie bijzonder moeilijk beheersbaar.
De Malinese legeroverste Abdoulaye Coulibaly liet recent in The Guardian weten dat de extremisten nog lang niet verslagen zijn. „We hebben jihadisten uit Sudan, Boko Haram (uit Nigeria, MW), al-Qaida in de Islamitische Maghreb, Mujao (Beweging voor Eenheid en Jihad in West-Afrika, MW), al die groepen zijn hier”, somde hij op. Het maakt de VN-interventie in Mali een zaak van lange adem.