„We moeten kerken bouwen, geen moskeeën”
ROTTERDAM - Dat de minaretten van de nieuwe moskee in Rotterdam groter zijn dan de lichtmasten van het Feijenoord-stadion, weet N. N. Koerdische evangelist* ook. Hij maakt zich zorgen over de islam in Nederland, die steeds invloedrijker wordt. „Christenen, word eens wakker!”
N. N., een Iraakse Koerd die in 1998 naar Nederland vluchtte, werd onlangs bevestigd tot evangelist onder Koerden en Arabischsprekenden. Hij werkt voor 40 procent voor stichting Gave en voor 60 procent voor de ICF-gemeente (International Christian Fellowship) in Rotterdam. De internationale gemeente is een zendingsgemeente en maakt deel uit van de Christelijke Gereformeerde Kerken.Een dag voordat evangelist Theo Visser hem vroeg voor deze functie, was N. N.in de Zuid-Hollandse havenstad. „Wat een vreselijke, vieze stad. Hier wilde ik nooit meer komen. Groepjes jongens blowden in hoekjes op straat. Zo veel moslims en zo veel goddeloosheid. De meesten kennen Jezus niet. Ik schrok dus van die vraag. Ik kan het niet, zei ik. Dit is niet mijn plaats. Ik weet niet of de Heilige Geest wil dat ik hier kom werken. Later begreep ik dat ik moest gaan. Ik vond het moeilijk, maar de Heere zei: Ik ben met je. Ik kan je zegenen in Rotterdam. Hoe moeilijk het ook is.”
N. N. woont nu samen met zijn vrouw N. N. en hun zoontje N. N. in een etagewoning in Rotterdam. Grauwe buurt, grote vuilcontainers op de stoep. In de metro zingt een allochtoon Spaanse smartlappen. „Het is een volksbuurt”, zegt zijn vrouw. „Maar de mensen zijn heel sociaal. In de supermarkt maakt iedereen een praatje.”
Met de gegevens van stichting Gave bouwt N. N. een netwerk op onder Koerden in het westen van Nederland. In de ICF-gemeente wil hij Arabischsprekenden verzamelen, hen toerusten en trainen zodat zij op hun beurt anderen met het Evangelie kunnen bereiken. Maar zover is het nog niet. „We moeten eerst sterk worden.”
De werkwijze van N. N. is niet alledaags. „Ik ga niet bij een huis aanbellen om met de Bijbel in mijn hand een gesprek aan te knopen. Nee, ik organiseer een feest voor iedereen die Arabisch is. Wauw, dan komen ze allemaal! Tijdens het feest gaan we eten, cultureel dansen en bijbelstudie doen. Vertellen wie Jezus Christus is. Dat staat ook op de uitnodiging. De Arabische christenen uit de gemeente nemen allemaal de verantwoordelijkheid voor een groep op zich.”
Eenmaal eerder organiseerde de Koerd een zogenaamd ”feest van nieuw leven”. Negentig moslims kwamen opdagen, van wie er zich veertig opgaven voor meer informatie over het geloof in de God van de Bijbel. Nog steeds zijn er in het noorden van het land twee bijbelstudiegroepen. Zijn vinger prikt de lucht in: „Van Hem alleen.” Ook voor Koerden -van wie er 20.000 in Nederland zijn- wil N. N. feesten organiseren.
Bij het evangeliseren ondervindt hij veel gemak van zijn Koerdische achtergrond. „Mijn taal helpt me. Ik ben bekend met de cultuur en het karakter van Koerden en Arabieren. Ik ken de omgangsvormen.” Hoe moet je een moslim dan benaderen? N. N. : „Ik wil eerst laten zien dat ik van hen houd. Vriendschap moet het contact bepalen. Hoe gaat het met jou?”
„Wat je vooral niet moet doen, is met een onbekende meteen een geestelijk gesprek beginnen”, zegt N. N. . „Je moet laten zien dat je zijn problemen en zijn vreugde wilt delen. Dan ontstaat het gesprek vanzelf. Voor moslims is contact heel belangrijk. Als er een relatie is, ga je beter naar elkaar luisteren.”
Anderzijds vindt hij het moeilijk om als bekeerde moslim naar Koerden te gaan. „Een moslim die zich bekeert, dat is voor hen onmogelijk”, zegt N. N. . „Jij mag dood, zeggen ze dan. Voor de islam mag ik dood. Je mag je niet bekeren tot een andere religie.” Maar een relatie is toch heel belangrijk voor hen? N. N. : „Ik heb moslimvrienden die mij accepteren. Maar als de islam in Nederland machtig wordt, zeggen veel moslims: Je moet veranderen, anders slaan we je. Dat staat duidelijk in hun boek. Een vriend van mij, die van moslim christen werd, wordt door zijn familie, bij wie hij woont, geslagen en bespot. Hij kwam huilend naar mij toe. Hij kan niet eens in de Bijbel lezen. De koran is sterker dan de familieband.”
Als moslim in Noord-Irak was N. N. net zo fanatiek. „Ik was radicaal. Wat? Ik getuigde van Mohammed en ik haatte christenen. Ik vond ze goddeloos. Zo hoorde ik ook over hen spreken. Het waren kafirs, ongelovigen.”
Het groeiend aantal moslims in Nederland verontrust N. N. . „De regering gaat er niet goed mee om. Hier is te veel vrijheid. Ja, er is vrijheid van godsdienst. Maar aan alle dingen moet een grens zijn. De islam groeit, het geloof is streng. Christenen moeten net als moslims radicaal zijn. Niet alleen bidden, maar ook iets doen. Er zijn radicale christenen in de regering nodig. Want de islam is een gevaar voor christenen. Toch moeten ook zij weten Wie de Heere Jezus voor hen wil zijn.” Soms is N. N. bang dat hij bedreigd zal worden als moslims in Rotterdam weten wie hij is. „Maar ik weet dat ik door de Heere God word begeleid.”
Toen N. N. onlangs een christelijke boekhandel binnenstapte en om de koran vroeg, zei de eigenaar onvervaard: „De koran verkopen we hier niet, maar ik heb wel wat anders voor je.” De Koerd kreeg een Bijbel in zijn handen gedrukt. „Kijk, dat bedoel ik nou. Zo radicaal moeten we zijn. Christenen, word eens wakker!”
„Ik zie de islam steeds invloedrijker worden”, constateert N. N. . „Moslims vormen hier een heel gesloten gemeenschap. Daarom zijn we in Rotterdam gaan wonen. Daarom ga ik naar hen toe, in de kracht van de Heere. Zodat ook zij de echte vrede zullen kennen.”
De Koerd kan zich opwinden over de torenhoge moskeeën die verrijzen, terwijl christenen hun kerkdiensten in een school houden. „Soms wordt een kerk afgebroken en komt er een moskee voor in de plaats. Dat is erg. We moeten kerken bouwen, laten zien dat de kerk het huis van God is. Niet een moskee met hoge torens, waar iedereen van schrikt.”
* N. N. Koerdische evangelist Namen zijn bekend bij de redactie