Opinie

Pensioenleeftijd hoeft niet naar 70

De Tilburgse hoogleraar algemene economie Bovenberg pleitte onlangs voor een verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 70 jaar. Ko Veldkamp

19 November 2003 14:19Gewijzigd op 14 November 2020 00:44

vindt het echter onrealistisch en onnodig om mensen tot hun zeventigste te laten werken. Sinds begin september kun je geen krant of tijdschrift opslaan of je vindt wel een interview met Lans Bovenberg, hoogleraar algemene economie aan de Universiteit van Tilburg. In augustus werd hij voor zijn wetenschappelijke prestaties onderscheiden met de Spinozaprijs. Aan de vooravond van Prinsjesdag zei hij zich te hebben voorgenomen om tot Prinsjesdag interviews te doen en daarna wat gas terug te nemen. Voorlopig ziet het daar nog niet naar uit: behalve een discussie in De Groene Amsterdammer met de Belgische topeconoom Paul de Grauwe van de Katholieke Universiteit Leuven verscheen er een interview met Bovenberg in het blad Volzin. De meeste aandacht ging echter uit naar een interview dat begin oktober in het magazine van het Verbond van Verzekeraars verscheen en dat via het ANP in veel dagbladen werd gepubliceerd. In dat interview stelde Bovenberg dat de pensioenleeftijd op termijn naar zeventig jaar moet.

Ambities

Bovenberg vindt dat momenteel de arbeid niet goed over het leven is verdeeld: de arbeidstijd is te kort gemaakt. Mensen studeren langer en gaan eerder met pensioen en in de relatief korte tijd ertussen moet carrière worden gemaakt en moeten ook de kinderen nog worden opgevoed.

Een steeds hogere levensverwachting stelt mannen én vrouwen in staat twee ambities waar te maken: zowel een carrière als het ouderschap. Maar dan moet arbeid wel beter over het leven worden gespreid. Het is raar dat we vergrijzing als gevolg van een hogere levensverwachting alleen maar als een probleem zien, vindt Bovenberg. Eigenlijk is het goed nieuws. Het is alleen een probleem dat we zo strikt vasthouden aan die leeftijd van 65 jaar.

De Tilburgse hoogleraar vindt het niet verantwoord als 70 procent van de beroepsbevolking op zestigjarige leeftijd met pensioen gaat. De financiering daarvan legt een te zware druk op jongeren, die ook nog eens kinderen moeten opvoeden. Hij is wel voorstander van 70 procent op zeventigjarige leeftijd. Zeventig jaar is volgens hem voor de meeste mensen een betere leeftijd om je menselijk kapitaal geheel afgeschreven te hebben dan 65 jaar.

Daar hoort dan wel een goede levensloopregeling bij. Zo’n regeling maakt het mogelijk tegen gunstige fiscale voorwaarden middelen te reserveren tijdens relatief welvarende perioden. Dat spaargeld is beschikbaar als men tijd of geld nodig heeft voor zorgen, opvoeden, bezinning of scholing.

Dat lijkt een sympathiek idee, maar hadden we al niet een spaarloonregeling?

Reacties

De reacties bleven natuurlijk niet uit. De hoogleraar loopt ook wel erg hard van stapel. Natuurlijk is er de noodzaak van een hogere arbeidsparticipatie, maar het is onrealistisch en onnodig om mensen tot hun zeventigste te laten werken. Het aantal werknemers dat pas op 65-jarige leeftijd met pensioen gaat, is nog zo laag dat daar nog veel winst kan worden geboekt.

Verder zijn er slopende en minder slopende beroepen. In het algemeen hebben mensen in de lagere inkomensklassen eerder het gevoel dat ze op zijn. Verschillende pensioenleeftijden voor verschillende beroepen lijken dus voor de hand te liggen en kunnen in het overleg tussen sociale partners worden geregeld.

Wat die sociale partners betreft: de FNV heeft onoverkomelijke bezwaren tegen verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De werkgeversorganisatie VNO-NCW heeft er in 1996 voor gepleit op lange termijn te streven naar een zeer geleidelijke verhoging van 65 naar 67.

Doorpakken

„Wat een commotie”, is de reactie van Bovenberg. „Mensen van 57 vrezen dat ze tot hun zeventigste moeten werken.” Maar hij heeft toch duidelijk gezegd dat het verhogen van de pensioenleeftijd niet van de ene op de andere dag kan? De komende tien jaar moeten we vooral mensen tussen de 55 en de 65 aan het werk houden. „Daarna moeten we echter doorpakken.”

Vasthoudend en consequent is Bovenberg zeker. Zijn prijzengeld wil hij gebruiken om een instituut op het gebied van levensloop en oude dag op te richten. „Anderhalf miljoen euro lijkt heel veel, maar je bent er zo doorheen.” Daarom is hij op zoek naar cofinanciering. Hij kan zich voorstellen dat ook pensioenfondsen en verzekeraars geïnteresseerd zijn in een permanent instituut dat zich bezighoudt met de financiering van de oude dag.

Twee carrières

„Zien we u nog eens terug als minister?” vraagt een interviewer. „Dat lijkt me uiterst onwaarschijnlijk”, is het antwoord: het politieke gekrakeel trekt hem niet. Bovendien bevindt hij zich nu in het spitsuur van het leven met opgroeiende kinderen. Uit een ander interview weten we dat hij de ambitie heeft om over tien jaar dominee te worden („Ik denk veel in twee carrières”). We weten ook wát voor dominee. Een orthodoxe, die zich niet door Kuitert voelt aangesproken en die zich het beste thuis voelt bij de evangelische beweging.

De auteur is actuaris en publicist op het gebied van pensioenen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer