Ontvoering Heineken: tip 547 was van goud
Biermagnaat Freddy Heineken en diens chauffeur Ab Doderer werden dertig jaar geleden ontvoerd. In een vandaag gepresenteerd boek kijkt toenmalig hoofdinspecteur Gert van Beek van de Amsterdamse politie terug op de zaak die Nederland drie weken in de ban hield.
Op 9 november 1983 om klokslag 19.00 uur loopt Freddy Heineken de deur uit van zijn privékantoor aan het Tweede Weteringplantsoen in Amsterdam. Het is hooguit 15 meter lopen naar zijn wagen, een Cadillac Fleetwood. „Op deze woensdagavond bleken dat er vijftien te veel”, stelt Gert van Beek, die destijds bij de Amsterdamse politie een leidinggevende rol had in het team dat op de ontvoerders jaagde. Met medewerking van Gert Jan de Vries schreef Van Beek het vandaag gepresenteerde boek ”Meneer Heineken, het is voorbij. Hoe de politie Freddy Heineken bevrijdde” (uitg. Ambo/Amsterdam, ISBN 978 90 263 2715 5).
Ontvoerders sleuren Heineken onder bedreiging van een pistool een oranje Renaultbus in. Ook Heinekens privéchauffeur Ab Doderer wordt het busje in gesleurd. Hij krijgt een klap op zijn hoofd. Beide mannen wordt met kracht een integraalhelm over het hoofd geduwd. Twee dames met wie Heineken naar buiten komt, worden met traangas uitgeschakeld. Verderop worden de ontvoerden, zo ziet een taxichauffeur, vanuit de oranje Renaultbus in een witte personenauto gesleept.
In de achtergebleven Renaultbus treft de politie bloedspatten aan. In twee sporttassen in de bus vindt de politie onder meer machinepistolen. Diezelfde avond stelt de politie vast dat de Renaultbus op 20 juli 1983 bij een Rotterdams verhuurbedrijf is gestolen.
Stipt
Al gauw komen de ontvoerders met een brief, die bezorgd wordt bij een politiebureau in Den Haag. In de envelop zit onder meer een paspoort op naam van chauffeur Doderer. In een getypte brief staat onder meer: „Dit zijn de eisen van de ontvoerders van Heineken. Wij onderhandelen niet, wij eisen!! (…) Onze eisen moeten stipt uitgevoerd worden, alle wijzigingen of veranderingen van de eisen, hoe klein dan ook, door U niet stipt uitgevoerd is ten uwe verantwoording.” De ontvoerders eisen tientallen miljoenen, te verdelen in bankbiljetten van Duitse, Franse, Hollandse en Amerikaanse valuta. De brief (inclusief taalfouten): „Als er aan of met het geld geknoeit is b.v. gemerkt, valsgeld, met vloeistof behandeld, de nummers genoteerd ect. ect. dan is het afgelopen met hen.!!”
Als de autoriteiten in Amsterdam kennisnemen van de brief, zijn ze ervan doordrongen dat dit een „bijzonder ernstige zaak” is, schrijft Van Beek. „Die heftige toon sprak boekdelen.”
De ontvoerders eisen dat het losgeld naar de Ark in Noordwijk –de villa van Heineken– wordt gebracht. Het geld moet in een witte Volkswagenbus met aan weerszijden een rode X worden gedaan. Een ongewapende politie-ambtenaar in burger moet chauffeur zijn van de losgeldbus, eisen de ontvoerders.
De kidnappers tooien zich in de brief met de naam ”Adelaar”, de familie Heineken krijgt de naam ”de Haas”. Als het losgeld bijeen is vergaard en de andere zaken zijn geregeld, dient de Haas een advertentie in de Telegraaf te zetten, onder de rubriek Felicitaties, met de tekst: „Het weiland is groen voor de Haas.”
Speurwerk
Koortsachtig probeert de politie een spoor van de daders te vinden. Zo komt er onderzoek naar het lettertype van de brief van de ontvoerders. Van Beek schrijft: „Daarvoor moesten we naar een instituut in Zürich, waar ze alle typeletters van de hele wereld kenden. Na een paar dagen bleek dat de brief was getikt op een schrijfmachine van Erica Optima, een Oost-Duits merk dat alleen maar in West-Duitsland was ingevoerd. Ging het hier dan toch om een Duitse bende? Was het een unieke machine die wellicht door de daders zelf in Duitsland was gekocht? We kregen sterk het gevoel dat we met een kluitje in het riet waren gestuurd.”
Het maakt indruk bij de recherche dat in de oranje Renaultbus van de ontvoerders „slechts” één vingerafdruk wordt gevonden. „Zo’n omvangrijke actie als een kidnap kon nauwelijks worden verricht zonder vingerafdrukken achter te laten.”
Op zaterdag 12 november 1983, enkele dagen na de ontvoering, bellen de ontvoerders naar villa de Ark in Noordwijk. Op het hoofdbureau van politie in Amsterdam luisteren ze mee. „Het ging beginnen. Er trok een koude rilling over mijn rug. Actie!” schrijft Van Beek. Iemand meldt dat er voor de Haas in bagagekluis 2150 in het Centraal Station in Utrecht een opdracht klaarligt. In de kluis liggen onder meer twee foto’s, van Heineken en Doderer. De gekidnapten hebben een Telegraaf van 12 november in de hand. Een teken van leven dus.
Beker
De ontvoerders bellen een week na de kidnap andermaal naar de Ark in Noordwijk. De Haas krijgt de opdracht om in de Volkswagenbus naar het Schiphol-Hiltonhotel te rijden. Bij een lantaarnpaal zal hij in een begraven beker een opdracht vinden. Het politieteam stuurt echter geen bus met losgeld op pad vanaf de Ark, waar zich een leger journalisten bevindt.
Wel graven rechercheurs in het nachtelijk duister de gele, plastic beker met opdracht bij het Hiltonhotel op. De gele beker is niet uniek in zijn soort en biedt geen spoor dat leidt naar de daders. „Een doorsnee ding waarvan we meteen wel konden aannemen dat het in massaproductie was vervaardigd. Twee dagen later ontdekten we dat er 370.000 van waren gemaakt(…). Hopeloos.”
De opdracht in de beker verwijst ook weer naar een begraven beker met boodschap bij een vlaggenmast bij Motel Akersloot. De politie checkt al de namen van gasten van het motel die uitzicht hebben op de vlaggenmast. „We moesten wel, zoekend naar de speld in de hooiberg”, schrijft Van Beek. Via een nieuwe brief wijzigen de ontvoerders de codenamen. De Adelaar wordt de Uil, de Haas werd de Muis.
Vliegtuigje
Van Beek houdt rekening met het scenario dat de ontvoerders er in een vliegtuigje met het losgeld vandoor gaan. „Stel dat de Volkswagenbus vanaf De Ark via een paar weggetjes naar een strandopgang werd gestuurd. Wat dan? Een lichtgewichtvliegtuigje zou ons volledig verrassen en binnen enkele ogenblikken hadden wij letterlijk het nakijken”, schrijft hij.
Intussen stromen honderden tips binnen. Niet iedere tip is even bruikbaar. „Iemand die op een verlaten camping in Winterswijk nog even het water afsloot leek verdacht, dus kregen we er weer een tip bij. Het klonk als niks, maar we konden niet riskeren de gouden tip te missen.”
Die gouden tip dient zich aan. Tip 547 komt op 16 november binnen, een week na de ontvoering. De politie buigt zich op 25 november over het briefje. Dat bevat onder meer de namen van drie van de vijf ontvoerders: Cor van Hout, Jan Boellaard en Frans Meijer.
De andere twee betrokkenen bij de kidnap zijn Martin Erkamps en Willem Holleeder, nu Nederlands bekendste misdadiger. Ook wordt in de tip gewag gemaakt van een timmerfabriek op een Amsterdams industrieterrein.
Vreemd
De politie heeft beet. „Uit de observaties bleek eigenlijk onmiddellijk dat de mannen zich vreemd gedroegen. Ze reden in net iets te dure auto’s rond en ze waren steeds razend druk in de weer zonder dat duidelijk bleek waarmee.” Telefoonnummers van verdachten en van de timmerfabriek werden afgeluisterd. „Toen bleek dat ze ook merkwaardige telefoontjes pleegden, half in codetaal. Al snel hoorden we dat hun vrouwen over de telefoon klagen dat de mannen de laatste tijd zo vaak weg waren. Allemaal niet strafbaar, maar voor ons reden genoeg om steeds nieuwsgieriger te worden.”
Op 28 november 1983 wordt alsnog het losgeld van zo’n 35 miljoen overgedragen, verdeeld over een vijftal zakken. Een politiemacht in het land staat op scherp. Wrang voor de politie is dat de infraroodcamera vanuit een helikopter minutenlang het zicht kwijt is op een vrachtwagentje van de ontvoerders. Later wordt het grootste deel van het losgeld bij Zeist gevonden. Daar liggen miljoenen in de grond begraven.
Daags na de overhandiging van het losgeld valt de politie de timmerfabriek binnen. Heineken en Doderer zitten verscholen achter een wand in een loods, onder barre omstandigheden. Van Beek beschrijft hoe hij de gegijzelde mannen aantreft. „Ik zette een stap in de cel en zag Heineken staan. In een vieze pyjama weliswaar en onverzorgd als een zwerver, maar niettemin was de Heineken van Heineken & Doderer onmiddellijk weer ‘meneer Heineken’. „Meneer Heineken, ik ben Van Beek van de Amsterdamse politie. Het is voorbij. U bent bevrijd.”” De vijf kidnappers van Heineken en Doderer zijn gearresteerd en bestraft.
Het boek ”Meneer Heineken, het is voorbij”, ontsierd door enkele grove vloeken, biedt een interessant beeld van het politiewerk in een van de meest geruchtmakende ontvoeringszaken uit de Nederlandse geschiedenis.