Rutte: Participatiesamenleving niet negatief
DEN HAAG (ANP). De participatiesamenleving heeft een negatief imago, maar dat is niet terecht. Het gaat niet om een verkapte bezuinigingsagenda van het kabinet. „De ontwikkeling naar een participatiesamenleving is geen doel van beleid, maar een ontwikkeling die gaande is. En de Staat moet er op een verstandige manier mee omgaan.” Premier Mark Rutte zei dat maandag tijdens de jaarlijkse Willem Drees-lezing in Den Haag.
Volgens Rutte bestaat „de samenleving van vroeger, waarin anderen wisten wat goed was voor jou” niet meer. Mensen nemen zaken in hun omgeving steeds meer in eigen hand. „Niet omdat het moet, maar omdat het kan en omdat ze het willen.”
Rutte vindt dat een positieve ontwikkeling. Maar die vraagt wel een andere rol van de Staat. „De Staat is en blijft een schild voor de zwakken. Ook over 10 of 20 jaar hebben we in Nederland een fatsoenlijke WW-regeling en een solide AOW.” Maar de Staat zal niet meer optreden als „de albedil van vroeger, maar als een van de deelnemers en als onderdeel van diezelfde samenleving”.
Het begrip ‘participatiesamenleving’ werd door koning Willem-Alexander gebruikt in de troonrede. Het leidde tot veel kritiek. Zo is de term volgens SP-leider Emile Roemer een eufemisme voor ‘zoek het zelf maar lekker uit’.
De premier bestrijdt dat niet alleen, hij wijst er ook op dat het woord ‘participatiesamenleving’ al 20 jaar oud is. Het werd volgens hem in de jaren 90 „gemunt” door PvdA-premier Wim Kok. Ook diens opvolger Jan Peter Balkenende (CDA) gebruikte het vaak.
Het debat over de grenzen van de verzorgingsstaat is volgens Rutte evenmin nieuw. „Al sinds de oliecrisis zijn we in Nederland bezig om de uitgaven te temmen.”
De premier citeerde zijn voorganger Drees, PvdA-premier in de jaren 50, die niet lang na zijn aftreden al schreef dat „de verscheidenheid in levensomstandigheden te groot is dan dat elke moeilijkheid door algemene voorzieningen zou worden bestreken”. „De staatsrollator voor iedere 65-plusser en de gesubsidieerde volksdanscursussen en mannenpraatgroepen uit de jaren 70 waren helemaal niet wat hem voor ogen stond”, zei Rutte.