Spotlight: Douwe Draaisma over dromen en hersenspinsels
Zijn dromen altijd bedrog, of betekenen ze iets? En waar komen ze vandaan, van buitenaf of van binnenuit? Dat zijn vragen waarover elk mens zich bij tijden het hoofd breekt – geen wonder dat er altijd weer nieuwe droomboeken verschijnen.
De meeste titels over dromen staan in de boekhandel opgesteld in de kast ”esoterie en spiritualiteit” – een kast vol sterrenkijkerij, parapsychologie, telepathie en denk-jezelf-gelukkig-boeken. Je wilt niet weten hoeveel mensen zulke boeken kopen, en hoeveel nieuwe titels er elk jaar weer op dit terrein verschijnen. Zomaar een greep uit de oogst van de afgelopen paar jaar: ”Dromen en hun betekenis”, ”Dromen kunnen we allemaal”, ”10.000 dromen verklaard”, ”Lucide dromen, zo doe je dat”, ”De geheime taal van dromen”.
Maar het boek dat deze week verscheen, is van een heel ander kaliber. Het is geschreven door Douwe Draaisma, hoogleraar geschiedenis van de psychologie in Groningen, die bekend werd met een aantal veelgeprezen en veelgelezen populair-wetenschappelijke boeken over de werking van het geheugen, zoals ”De heimweefabriek” en ”Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt”.
In ”De dromenwever”, dat alles in zich heeft om óók een bestseller te worden, geeft hij een overzicht van het denken over dromen, met name sinds de verschijning van Freuds beroemde boek ”Die Traumdeutung” (1900). Freuds visie is weliswaar achterhaald, zo maakt Draaisma duidelijk, maar fascinerend blijft hij wél, met zijn denken in symbolen en diepe betekenissen die vanuit het onderbewuste opkomen.
Dat komt doordat Freud een enorme invloed op ons denken over dromen heeft uitgeoefend. We verwerken namelijk niet alleen nieuwe uitvindingen, zoals vliegtuigen en computers, makkelijk in onze dromen, maar ook nieuwe ideeën. Zo kon de freudiaanse droom ná Freud een hoge vlucht nemen: psychoanalytici roepen zelf op wat ze vervolgens duiden.
Dat maakt meteen zichtbaar dat de inhoud van onze dromen de eeuwen door verandert. Zo had je vroeger de speciale categorie van de ”erotische nachtmerrie”, die tegenwoordig volgens onderzoekers niet meer bestaat. Je hebt nu óf een nachtmerrie, óf een erotische droom (die niet als negatief wordt beleefd). Verandert de moraal in de loop van de tijd –en worden erotische dromen niet langer gezien als zonden waarvoor een mens bewust verantwoordelijk gehouden moet worden–, dan verandert dus ook de emotionele lading van de droom.
Intussen blijft de centrale vraag, die Draaisma net zomin kan beantwoorden als ieder ander mens: hebben dromen betekenis, en zo ja, waar komt die betekenis vandaan? Neurologen geloven tegenwoordig, dankzij de ontdekking van de remslaap en inzicht in de bijbehorende hersenprocessen, vooral in willekeurige prikkels vanuit de hersenstam, waardoor je in je hoofd beelden te zien krijgt. Vanwege de willekeurigheid van de signalen is er geen sprake van logische verbanden tussen de beelden – als die er wél lijken te zijn, is het de dromer zelf die er betekenis in legt.
Met die theorie kun je prima uit de voeten bij vliegdromen, examendromen, erotische dromen en nachtmerries, allemaal soorten die Draaisma in zijn boek behandelt. Maar het wordt ingewikkelder bij profetische dromen. Zo zijn er veel voorbeelden van mensen die over de dood van een geliefde (of van zichzelf) dromen, waarbij de droom binnen korte tijd werkelijkheid wordt. Kun je onbewust iets van de toekomst ervaren, of kunnen sterke emoties van geliefden over een grote afstand voelbaar zijn?
Draaisma komt er niet goed uit, maar je proeft als lezer wel dat hij er niet zo in gelooft. Hij beschrijft bijvoorbeeld de talrijke dromen van helderzienden, die bij het onderzoek naar de ontvoering van Gerrit Jan Heijn zijn opgetekend. De conclusie: boerenbedrog. Als zo’n droom toevallig wél een keer uitkomt, komt dat gewoon doordat het statistisch gezien waarschijnlijk is dat er af en toe iemand goed raadt. Een beetje eenvoudige kansrekening, en je zult zien dat er in een voorraad van duizenden dromen eenvoudig wel een paar voorspellende dromen aanwezig móéten zijn.
Ik vind Draaisma heel geloofwaardig, ook op dit punt, maar ik ervaar niettemin een probleem met zijn droomtheorie. Als je accepteert dat de meeste dromen hersenspinsels zijn die hoogstens te maken hebben met wat je overdag voelt en ervaart –en natuurlijk accepteer je dat– zijn er dan nog uitzonderingen op de regel en kunnen dromen een enkele keer ook níét vanuit jezelf, maar van buitenaf komen?
Welke status krijgen bijvoorbeeld Bijbelse dromen en visioenen? Zeg je met de theologen van de Reformatie dat die vorm van openbaring na de voltooiing van het Nieuwe Testament niet meer voorkomt, of ligt het ingewikkelder? En hoe ga je om met hedendaagse voorbeelden van bijvoorbeeld moslims die over Jezus dromen? Dat laatste is een verschijnsel dat zich in veel moslimlanden op grote schaal lijkt voor te doen. De Amerikaan Tom Doyle schreef er een boek over, waarin hij tal van ervaringsverhalen optekende. Hij stelt dat zulke dromen niet de status van ”openbaring” hebben, maar wél inzicht geven en de weg wijzen.
Het is te simpel om zoiets af te doen met een redenering als: Dromen waren vroeger boodschappen van machten buiten ons, goden, demonen, geesten, maar tegenwoordig weten we dat dromen van binnenuit komen en vooral iets zeggen over de dromer zelf. Dan laat je geen ruimte meer voor een geestenwereld in het algemeen, en voor Gods aanwezigheid in het bijzonder.
Natuurlijk zijn authentieke ervaringen op dit punt zeldzaam, terwijl er duizenden christenen zijn die zich dromen en visioenen verbeelden. Maar het gaat om het uitgangspunt: wetenschap en theologie zijn uiteindelijk niet bepalend voor Gods handelen in de wereld. Er is altijd ruimte voor wonderen – maar dat is een onderwerp dat buiten het bestek van Draaisma’s boek valt.
”De dromenwever”, Douwe Draaisma; Historische Uitgeverij, Amsterdam, 2013; ISBN 978 90 6554 060 7; 224 blz.; € 25; ”Dreams and visions. Is Jesus awakening the muslim world?”, Tom Doyle; uitg. Thomas Nelson, Nashville (US); ISBN 978 0 8499 4720 9; 272 blz.; € 13,99.