Harmen van Straaten houdt niet van sleur
Mensen kennen hem vooral van zijn platen, merkt Harmen van Straaten. Dat hij dit jaar het Kinderboekenweekgeschenk mocht schrijven ervaart hij als onderstreping van zijn schrijverschap. In dit artikel reageert hij op zeven stellingen.
Het huis van Van Straaten, aan een kade in hartje Amsterdam, laat zien dat hier iemand woont met oog voor detail. In dit huis staat niet één vaas op een vensterbank, nee, alles is gegroepeerd. Boven op de hoge, donkerhouten kast een verzameling lege flessen in transparante tinten. Op een laag tafeltje een collectie vazen, die hoe verschillend ze ook zijn toch een eenheid vormen.
Maar vooral het knalroze en het oranje kastje vertellen iets over degene die hier woont. Erop staat een uitgebreide verzameling brandweerauto’s. Eén ervan is een bouwplaat van de auto van Spuit Elf, het brandweerolifantje uit een bekende prentenboekenserie van Van Straaten.
Van Straaten heeft iets met brandweerauto’s – al weet hij niet precies of hij Spuit Elf bedacht omdat hij brandweerauto’s mooi vindt, of dat hij van die auto’s houdt omdat hij Spuit Elf heeft bedacht.
Da’s typisch Van Straaten. Hij maakt het verhaal niet mooier dan het is. Staat met beide benen op de grond, ook nu op het omslag van het Kinderboekenweekgeschenk ”Je bent Super… Jan!” dat vanaf vandaag in de winkel ligt zijn naam prijkt. Als auteur – en dat is voor Van Straaten een stukje erkenning. „Nu staat vast dat ik schrijver ben. Ik merk altijd dat mensen me vooral blijven zien als de tekenaar die kinderboeken illustreert.”
1. Ik begon met schrijven om me te onderscheiden van mijn tekenende ooms: oom Gerard –die Kameleonboeken illustreerde– en de bekende cartoonist, mijn oom Peter.
„Nee. Mijn ene oom, Peter van Straaten, schreef trouwens zelf ook boeken. Het ging anders. Toen ik nog alleen tekende, had ik het gevoel dat ik mezelf steeds herhaalde. Ze vroegen me altijd voor Saskia-en-Jeroenachtige boekjes over kinderen in en om het huis. Ik dacht: het wordt tijd dat ik zelf iets bedenk. Mijn eerste boekje was ”Piraten!”, een zelfleesboekje, dat in 1996 verscheen.
Schrijven is spannender, verrassender voor me dan tekenen. Niet moeilijker. Juist heel ontspannend. Ik werk graag ’s ochtends vroeg. Dan sta ik om 6 uur op en zit ik om 7 uur hier” – hij wijst naar een bescheiden, donkerhouten tafeltje met zijn dichtgeklapte laptop erop. „Tekenen blijf ik er wel naast doen. Ik denk dat ik me moet gaan beperken tot mijn eigen boeken.”
2. Als schrijver ben ik van alle markten thuis. Ik schrijf net zo lief laagdrempelige boeken als een roman vol zielenroerselen van een jongvolwassene. Als tekenaar ben ik honkvast: dan houd ik het graag bij zwierige kinderen van acrylinkt.
„Klopt. Als tekenaar heb je je beperkingen omdat je in het ene beter bent dan in het andere. Ik werk altijd met pen en inkt en teken heel schetsmatig. Ik had op een gegeven moment het gevoel dat ik mijn kunstje wel kon. Natuurlijk heb ik tussendoor andere technieken geprobeerd. Maar neem iemand als Thé Tjong-Khing. Die gaat toch ook niet ineens expressionistische tekeningen maken? Je eigen stijl is immers je herkenbaarheid en je kracht.
Mensen teken ik simpelweg op een bepaalde manier: het worden duidelijk Harmen van Straatens. Daardoor zit je in een bepaalde sleur. Heel veel mensen kunnen daarmee leven, ik niet meer. Bij schrijven is mijn spectrum breder en groter.”
3. Mijn allermooiste kledingstuk is een rood-wit gestreept shirt.
Van Straaten kijkt naar zijn donkere jeansblouse, zijn nog donkerder blauwe broek en er trekt een lach over zijn gezicht: „Ik draag nóóit strepen. Maar in mijn boeken komen ze inderdaad vaak terug, rood-wit gestreepte shirtjes. Ook bij Super Jan. Het geeft een beetje kleur op de omslagen. Ik doe ook weleens groen of paars. Maar nooit stippen. Dat werkt minder makkelijk, vind ik.”
4. Nu ik ruim 50 boeken heb geschreven en ruim 400 boeken heb getekend werd het tijd dat me werd gevraagd om het Kinderboekenweekgeschenk te maken.
Beslist: „Dat heb ik nooit zo gedacht. De vraag of ik het wilde schrijven kwam wel op een goed moment voor me. Vorig jaar was ik ruim 15 jaar schrijver en ruim 25 jaar tekenaar. Wat valt er nu nog te beleven, vroeg ik me af. Ik had weinig zin in het jaarlijkse gesprekje met de uitgever over welk boek ik zou gaan maken, en welke daarna – steeds volgens hetzelfde patroon.
Toen kwam dus het Kinderboekenweekgeschenk voorbij. Een prima aanleiding om mijn horizon te verbreden. We hebben een hoorspel bij het boek gemaakt, tijdens de Kinderboekenweek doe ik wat aan theater en ik mag een brandweerauto ter grootte van een Fiat Panda opbouwen bij de Bijenkorf in Amsterdam, met een echte Spuit Elfknuffel erin. Ik ga er tekenles geven. Prachtig vind ik dat. Als jochie kwam ik met mijn moeder bij de Bijenkorf om een ijsje te eten. Verder kochten we niets, daar was geen geld voor. Het was echt een dagje uit voor me. En nu mag ik daar met zo’n brandweerauto staan, mooi toch?”
5. Super Jan, over wie ik al meerdere boeken schreef, is mijn favoriete personage. Daarom gaat het Kinderboekenweekgeschenk over hem.
„Nee, hij is een van mijn favoriete personages. Ik vind Spuit Elf ook heel leuk, het brandweerolifantje dat altijd te laat is. Of Fien, dat is zo’n uitgesproken meisje. En Kees van detectivebureau Kees&Ko.
Jan is eigenlijk een gewoon jongetje. Hij heeft superkrachten, maar in de loop van de serie spelen die steeds minder een rol. Ik wil laten zien dat gewoon ook heel bijzonder kan zijn.
Ik koos hem als personage om een heel simpele reden. Ik vond dat het, gezien de boeken van de afgelopen jaren, nu tijd was voor een boek voor wat jongere kinderen. En ik vond het prettig om over een bekend karaktertje te schrijven.
Ik heb nog wel overwogen om een wat, zeg, literairder kinderboek te maken. Maar ja, ga eens na: kinderen zouden waarschijnlijk liever een boek over Geronimo Stilton (hoofdfiguur uit een onwaarschijnlijke populaire en beslist niet diepgravende kinderboekenserie, MO) krijgen dan van mij. En het Kinderboekenweekgeschenk moet toch iets zijn wat iedereen leuk zou kunnen vinden.”
6. Ik illustreer net zo lief boeken voor christelijke uitgevers –Callenbach en Mozaïek junior– als voor uitgevers zonder nadrukkelijk levensbeschouwelijk signatuur.
„Ja. Ja hoor. Waarom niet? Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik het verschil nooit heb gemerkt. Het gezin waarin ik opgroeide ging heel relaxed om met geloof. Mijn moeder stuurde de kinderen naar de zondagsschool, want ze moesten wel wat meekrijgen. Ik had in Arnhem, mijn geboortestad, vriendjes die naar de gereformeerde jongensclub bezochten. Ik ging graag mee. Daarnaast zat ik op een rooms-katholieke school.”
7. Met het Kinderboekenweekgeschenk bedien ik een breed publiek. Als lezers zich storen aan superkrachten, griezelelementen of verbasterde vloeken is dat hun probleem, niet het mijne.
„Lezers bekijken boeken vanuit hun perspectief. Ik heb de dingen die je noemt zelf niet als probleem gezien. De een vindt een kind dat kan vliegen iets met tovenarij te maken hebben. De ander noemt het kinderfantasie. Zo zie ik het ook. Welk kind zou niet willen vliegen?
Vloeken doe ik niet in mijn boeken. O, bedoel je zo’n verbasterde vloek? Daar denk ik echt niet bij na. Nee, ik realiseer me niet dat zo’n woord ergens vandaan komt. Als ik een school bezoek, vragen leerkrachten me soms ook om bepaalde woorden niet te gebruiken. Dat probeer ik dan. Uiteraard.
Het zou heel jammer zijn als lezers om deze reden afhaken en het boek niet lezen. Dan missen ze een leuk avontuur. Trouwens, jullie hebben toch ook een eigen Kinderboekenweekgeschenk?”
Biografie
Harmen van Straaten werd op 15 september 1958 in Arnhem geboren. Hij studeerde rechten, wilde aanvankelijk advocaat worden, maar begon zijn loopbaan als docent aan de Hogeschool voor Economische Studies (HES) in Amsterdam. In zijn vrije tijd tekende hij met onder anderen Philip Hopman en Alex de Wolf in een studio. Toen de combinatie van lesgeven en illustreren hem te veel werd, nam hij onbetaald verlof en ging hij voor een jaar naar Londen. Hij volgde er onder meer colleges aan het Royal College of Arts.
Na zijn terugkomst in Nederland legde hij zich toe op het illustreren en –vanaf 1996– ook op het schrijven. Voor zijn tekeningen in ”Een opa om nooit te vergeten” kreeg hij in 2002 een internationale prijs, de Gouden Appel.
Van Straaten is de schrijver van het Kinderboekenweekgeschenk voor de Kinderboekenweek.