Binnenland

Wandelen langs davidssterren en minaretten in Den Haag

DEN HAAG. Ze zijn subtiel, maar onmiskenbaar: davidssterren en andere symbolen in het Haagse Chinatown herinneren aan de tijd dat dit wijkje vooral bevolkt werd door Asjkenazische Joden. Stichting Joods Erfgoed Den Haag haalt dit verleden weer voor het voetlicht.

Gertrude de Wildt
7 October 2013 15:57Gewijzigd op 15 November 2020 06:15
DEN HAAG. Stoelen op het Rabbijn Maarsenplein in Den Haag herinneren aan de Joodse lagere school waar Joodse kinderen in 1942 naartoe moesten. Tweeduizend kinderen werden uiteindelijk uit Den Haag weggevoerd. beeld Gertrude de Wildt
DEN HAAG. Stoelen op het Rabbijn Maarsenplein in Den Haag herinneren aan de Joodse lagere school waar Joodse kinderen in 1942 naartoe moesten. Tweeduizend kinderen werden uiteindelijk uit Den Haag weggevoerd. beeld Gertrude de Wildt

„Zie je de gebeeldhouwde lammetjes en ramskoppen in die gevelsteen? Voor de Tweede Wereldoorlog zat hier een kosjere slager”, wijst Martin Driessen. De voorzitter van de stichting attendeert in de Wagenstraat op de gevel van een Chinese buurtsuper. Hij zette een wandeling uit langs de sporen van het Joodse verleden in Den Haag. Stichting Joods Erfgoed plaatste de app ”De buurt spreekt” op haar website, zodat iedereen op eigen houtje aan de speurtocht kan beginnen.

De Joodse Buurt in Den Haag was voor de Tweede Wereldoorlog een bekend begrip. De wijk van de Asjkenazische Joden lag ingeklemd tussen het Spui en de Paviljoensgracht. Het beeld van welvarende Joden die rijk werden door slim handel te drijven klopt voor deze buurt niet. „Het was echt een arme buurt op een drassig stuk grond. Aan de straatnamen kun je zien dat er veel grachten waren. Die waren heel vuil, zodat er vaak ziekten uitbraken in de wijk.”

Driessen staat even stil bij een bronzen maquette in het Haagse stadhuis. Het is gemaakt ter herinnering aan de tijd voor de oorlog, toen de buurt nog intact was. De Samuels en de Rachels van toen woonden in kleine huisjes aan smalle straatjes.

Aan het Spui blijkt dat er weinig vooroorlogse gebouwen meer over zijn. Driessen: „Ik herinner me nog vaag de huisjes van toen. Na de Tweede Wereldoorlog is er veel nieuwbouw voor in de plaats gekomen. Vaak is er erg onzorgvuldig omgegaan met het Joodse verleden van de wijk.” Rode lampionnen en Chinese restaurantjes en praktijken voor accupunctuur zijn in de plaats gekomen van Joodse slagerijen en naaiateliers. De synagoge werd eigendom van een Turkse moslimgemeenschap en kreeg twee minaretten.

Op de hoek van het Spui en de Grote Markstraat stond de winkel van Alexander Polak, die eind 1690 in hetzelfde pand neteldoek en zijde verkocht. Hij zorgde er ook voor dat de Joden een eigen begraafplaats kregen in Den Haag. Het rode pand is er nog steeds en vormt het begin van de wandeling.

Een klein stukje verderop herinnert een monument van de Joodse kunstenaar Levi Lassen aan de deportatie. Een davidsster met de gebogen figuren van een klein, Joods gezin tonen iets van de kaalslag aan het begin van de jaren 40. „Gedenk wat u Amalek gedaan heeft”, schreef Lassen eronder. Woonden er voor de oorlog nog zo’n 17.000 Joden in Den Haag, in 1943 waren er 14.000 van hen afgevoerd.

Midden op het Rabbijn Maarsenplein staat onder een paar oude bomen een aantal kleine en grotere stoelen in een kring. Ze vertellen het verhaal van de Joodse lagere school, waar in 1942 plots alle Joodse kinderen uit Den Haag, of ze er nu ver vandaan of dichtbij woonden, naartoe moesten. „Het was het begin van de selectie. Tweeduizend Joodse kinderen zijn uit onze stad weggevoerd om nooit meer terug te komen”, vertelt Driessen. Hij wijst op de namen en de leeftijden die in de stoeltjes zijn gegraveerd: Jozef, 18. Nina, 14.

Tal van andere plekken vertellen het verhaal van een levendige Joodse gemeenschap, waarin de rebbes een belangrijke rol speelden en de synagoge een centrale plaats innam. Op de plek waar vroeger het Joodse buurthuis stond werd een wreed einde gemaakt aan deze geschiedenis. Het was de verzamelplaats voorafgaand aan de reis naar Westerbork, vanwaar de Joodse mensen verder op transport gingen naar Sobibor en andere vernietigingskampen.

„Het is belangrijk dat we dit verleden in herinnering houden”, vindt Driessen. „Na de oorlog was de Joodse gemeenschap in Den Haag gedecimeerd. Soms wachtten de overgeblevenen bij de trein of er misschien nog een familielid terug zou komen. Ze werden voortdurend teleurgesteld. Als stichting willen we recht doen aan deze geschiedenis. We zouden graag een Joods museum oprichten in Den Haag, om te vertellen wat onze stadsgenoten overkomen is.”

www.joodserfgoeddenhaag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer