Open deur
Romeinen 1:16
„Eerst de Jood…”
„Doch Sion zegt: De Heere heeft mij verlaten, de Heere heeft mij vergeten. Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over de zoon van haar schoot? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik u toch niet vergeten.” (Jesaja 49:14) „En alzo zal geheel Israël zalig worden, gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen, en zal de goddeloosheid afwenden van Jakob.”
Nu is de eenvoudige vraag voor eenieder van u en voor onze geliefde kerk: Moeten wij niet delen in deze bijzonder liefde Gods voor Israël? Als wij met de Geest Gods vervuld zijn, moeten wij dan niet liefhebben gelijk Hij liefheeft? Moeten wij Israël niet in beide onze handpalmen graveren en besluiten dat zij door onze barmhartigheid ook barmhartigheid kunnen verkrijgen? Ons is immers een bijzondere deur tot de Joden geopend is. In al de landen die we bezocht hebben, is dit een zeer opmerkelijk feit. Het schijnt inderdaad dat op veel plaatsen de enige deur die voor de christelijke zendingsarbeid is opengelaten, deze is: de Joden het Evangelie te verkondigen. Voor de Joden is de deur opengelaten. Niemand bekommert zich om hun zielen. Daarom brengen wij hen ongehinderd de boodschap des heils. De verblinde volgelingen van Mohammed durven u het Evangelie niet te verkondigen, maar u kunt in de open marktplaats staan en de Joden Christus prediken.
Robert Murray M’Cheyne, predikant te Schotland
(”Het leven en de nagelaten geschriften”, door Andrew Bonar, 1856)