Echte oorzaak honger is slordig consumeren
Niet biologische landbouw, maar het westers consumptiepatroon is de boosdoener achter het wereldhongerprobleem, reageert Evert-Jan Brouwer op Ralf Bodelier (RD 28-9).
Biologische landbouw kan het wereldhongerprobleem niet oplossen. Dat is de stelling van Ralf Bodelier in zijn essay ”Biologisch eten is goed fout”. De vraag is of hij daarmee de biologische landbouw recht doet en of hij niet aan enkele belangrijke oorzaken van honger voorbijgaat. Vanuit Woord en Daad gaan we graag in debat met Bodelier, die we kennen als iemand met hart voor mensen in ontwikkelingslanden.
Bodelier maakt een tegenstelling tussen intensieve landbouw en biologische landbouw. In de praktijk is die tegenstelling er niet en bestaan er gradaties. Het is eerder zo dat biologische landbouw de intensieve landbouw soms prikkelt om meer werk te maken van duurzaamheid. Denk aan Max Havelaar Fairtradekoffie, die eraan bijgedragen heeft dat ook grote koffiemerken met het UTZ-label meer aan duurzaamheid doen. Landbouw moet voorzien in de reële behoefte aan voedsel, maar met zo min mogelijk schade aan ecosystemen en klimaat. Vanuit dat perspectief kan van biologische landbouw het nodige geleerd worden en is het belangrijk kennis op te bouwen over wat wel en niet werkt. Heel wat onderzoekers zijn daar mee bezig, ook in Afrika.
In 2050, als de wereld dan nog bestaat en de VN-voorspellingen uitkomen, zullen er tussen de 8,3 en de 10,9 miljard mensen zijn. In Nederland eten we gemiddeld 42 kilo vlees per persoon per jaar. Als alle mensen wereldwijd in 2050 evenveel vlees zouden eten, is veel extra landbouwgrond nodig om al het diervoeder te produceren. Voor 1 kilo vlees moet zo’n 10 kilo plantaardig voedsel worden geproduceerd. Dat gaat ten koste van beschikbare grond voor voedselgewassen. Het verwijt van Bodelier aan de biofans dat ze hedonistisch zijn, willen wij omzetten in een oproep aan ons allemaal: wees matig met vlees, of koop vlees dat zo dicht mogelijk bij de houdbaarheidsdatum zit. Dat vermindert de druk van de vleesconsumptie op de totale voedselproductie.
Een ingrijpend probleem waar Bodelier aan voorbijgaat is voedselverspilling. Per jaar gaat er wereldwijd 1,3 miljard ton voedsel verloren ter waarde van 750 miljard dollar. Daarmee wordt dus 28 procent van het landbouwareaal puur gebruikt om voedsel te produceren dat verspild wordt. En we raden het al: de belangrijkste verspillers wonen in het rijke Westen. Hoge-inkomenslanden zijn verantwoordelijk voor 67 procent van al het verspilde vlees. Onze cultuur om geen producten die over de datum zijn te nuttigen, treft hier meer blaam dan de consument van biologisch vlees, die vaak toch al minder vlees eet omdat de prijs ervan hoger is.
Nog een westerse factor die steeds meer leidt tot voedselgebrek is de verbouw in ontwikkelingslanden van gewassen als jatropha. Honderdduizenden hectaren goede grond die soms eerst voor voedselteelt in gebruik waren, worden nu benut om gewassen te verbouwen die wij nodig hebben voor de biobrandstof in onze benzinetank. Soms wordt de mais zelfs direct verwerkt tot brandstof.
De laatste westerse oorzaak is dat de afgelopen jaren banken, vermogensbeheerders en pensioenfondsen –die niets met voedsel te maken hebben– zich gestort hebben op de goederentermijnmarkten. Zij ontwrichten met hun speculaties de markten voor bijvoorbeeld graan, rijst, mais, koffie en soja. Grillige en stijgende voedselprijzen op de wereldmarkt zijn het gevolg. Mensen in ontwikkelingslanden voelen dat het hardst. Dat konden we zien aan gewelddadige voedselrellen in bijvoorbeeld Mozambique, Sudan en Uganda.
Tot slot de situatie in ontwikkelingslanden zelf. Daar gaat veel voedsel al bij de oogst verloren. De internationale landbouworganisatie FAO schat het verlies op 10 tot 40 procent. Slechte oogsttechnieken, onvoldoende mogelijkheden voor opslag en verwerking en slechte wegen van het platteland naar de steden zijn belangrijke oorzaken. Zo rot jaarlijks in Haïti naar schatting 30 procent van de mango’s weg op het land. Mango’s moeten na de oogst snel gekoeld worden dan wel verwerkt worden tot sap. Maar het ontbreekt de landbouwsector in Haïti daarvoor aan mogelijkheden.
Bodelier wil de 870 miljoen hongerige monden in de wereld voeden. Of ons mensen dat ooit lukt, is zeer de vraag. Maar ervan uitgaande dat we honger zo veel mogelijk willen tegengaan, moeten we de oorzaken ervan wel goed analyseren. Wie het zoeken naar oplossingen versmalt tot een discussie tussen biologische en intensieve landbouw, gaat aan te veel factoren voorbij. En wie daarnaast de ”biologische tegenstander” nostalgie en struisvogelgedrag verwijt, blokkeert de zoektocht naar landbouw die voldoende oplevert en tegelijk de natuur niet schaadt.
De auteur is werkzaam bij Woord en Daad.