Scholen vieren 25 jaar ontwikkelingsgericht onderwijs
Een week lang stonden de OGO-scholen stil bij het 25-jarig bestaan van hun onderwijsconcept. Nog altijd roeien ze tegen de stroom in.
OGO staat in dit geval niet voor Stichting Ondersteuning Gereformeerd Onderwijs in Oost-Europa, maar voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Die term bezigen de kleuters van juf Melissa Heimgartner nog niet, maar ze zijn er maar wat druk mee. In het lokaal van de Nijkerkse basisschool De Hoeksteen wordt gelezen, gecomputerd, gekleid en gekleurd. Met de tong van inspanning buitenboord probeert een meisje een ‘muur’ te behangen. Met plakband in plaats van lijm, „anders wordt het zo’n smeerboel”, vindt de juf.
Op de gang buiten het lokaal moet ze even ingrijpen. Daar wordt getimmerd, met echte spijkers, en ‘gemetseld’, met echte bakstenen. Timmeren moet op de werkbank, maar op de grond „kun je veel meer kracht zetten”, zegt kleuter-timmerman. Juf weet nog net te voorkomen dat de spijker door het plankje heen in het grondzeil verdwijnt.
”Bouwen” is het thema waarmee de christelijke basisschool –in zijn vijfjarig bestaan gegroeid van 22 naar 210 leerlingen– aan de weg timmert. „We halen de wereld de school in.” De wereld, dat is de omringende nieuwbouwwijk die aan de zuidrand van het Veluwse dorp uit de weilanden verrijst. „De kinderen zien het bouwen dagelijks om zich heen.”
Inspectie
Aansluiten bij de belevingswereld is een van de kenmerken van ontwikkelingsgericht onderwijs. Na een kwarteeuw werkt 10 procent van de Nederlandse basisscholen er in meerdere of mindere mate mee. Relatief weinig? Drs. J. J. Bakker van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) ontkent het niet. „Scholen voelen voortdurend de druk van de onderwijsinspectie, die opbrengsten wil zien. Daarom beperken nogal wat scholen OGO tot de onderbouw. In hogere groepen kiezen ze voor programmagestuurd onderwijs (PGO): het boekje moet uit, het Cito-leerlingvolgsysteem is leidend. Het is een verlegenheidsoplossing. Het is de kunst om als OGO-school te laten zien dat je dezelfde cognitieve resultaten behaalt. De sociaal-emotionele opbrengsten worden niet gemeten, maar zijn ook van groot belang.”
Die zijn volgens Bakker duidelijk aan te wijzen. „De Julianaschool in Schagen werkt hier al 25 jaar mee en is voor nagenoeg 100 procent op OGO overgegaan. Vanuit het voortgezet onderwijs hoort die school dat de leerlingen zo goed kunnen samenwerken, zulke goede vragen stellen en niet alles voor zoete koek slikken.”
Bakker constateert bij de inspectie een „omslag.” „Het besef dringt door dat ook OGO-scholen hun opbrengsten kunnen tonen.”
Ontwikkeling
OGO is niet leren voor later; het geleerde is direct van nut, zegt de CHE-docent, die begin volgend jaar op het onderwijsconcept promoveert. Grondslag van de theorie is het gedachtegoed van de Russische psycholoog Vygotsky (1896-1934), die stelde dat kinderen over veel mogelijkheden beschikken, die ze met hulp van een leerkracht tot ontwikkeling kunnen brengen.
Prof. dr. C. F. van Parreren werkte deze visie uit voor het Nederlandse onderwijs. Het begon met ”basisontwikkeling” voor kleuters; het werd een concept voor de hele basisschool.
Was vroeger de leerstof het vertrekpunt in het onderwijs, in OGO is dat het kind. „Elk kind heeft zijn eigen gaven. Bij OGO zal een klas dan ook niet 28 dezelfde werkjes produceren.”
In het sociaal constructivisme –grondslag van het Nieuwe Leren– gaat het om het construeren van een eigen werkelijkheid, in OGO gaat het om het samen leren in de bestaande werkelijkheid, stelt Bakker. „Bij programmagestuurd onderwijs ligt het accent op wat de leerkracht wil, bij ervaringsgestuurd onderwijs (EGO) slaat de weegschaal door naar de leerling. Ontwikkelingsgericht onderwijs bewaart het evenwicht daartussen. De leerkracht geeft leiding én speelt mee. Het is een misverstand dat het bij OGO ”leve de vrijheid” is.”
Levensecht
Het leren gebeurt in levensechte situaties. „Onlangs wilde ik een klaslokaal binnenstappen waar gewerkt werkt met het thema ”hotel Molenzicht” – de klas keek uit op een molen. Een kleuter riep: „Hé, meneer, niet doorlopen, u bent nog niet ingecheckt.” Mooi is dat.”
„De kinderen spelen meer; ze zitten minder aan tafeltjes om werkjes te maken”, noemt juf Heimgartner voordelen van OGO op. „Ook het werken met thema’s is heel aantrekkelijk.”
„Voor leerkrachten is OGO alleen haalbaar als hun klassen- management op orde is: ze moeten overzicht en overwicht hebben”, zegt Bakker. „Een knelpunt zit ook bij leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Hun functioneren staat of valt met een doorzichtige structuur. OGO is minder voorspelbaar dan PGO, doordat er meer zelfwerkzaamheid in zit.
Het voordeel is dat door het werken met OGO dergelijke stoornissen sneller boven water komen. En ook voor deze leerlingen kan het concept iets betekenen; dat blijkt uit het feit dat ook verschillende speciale basisscholen ermee werken.”
„Het is goed dat ook autistische leerlingen al jong leren samenwerken en zelfstandig werken. Dergelijke vaardigheden hebben ze later ook nodig”, zegt directeur P. Antes van De Hoeksteen in Nijkerk. Een kleuter op zijn school toont alvast de nodige zelfredzaamheid: hij zwaait dreigend met zijn hamer richting de bezoekende journalisten.