Enkel genade
Johannes 3:16
„Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”
Zoals wij gehoord hebben dat de Gever en het hart van de Gever groot en onuitsprekelijk zijn, zo ook is de gave of het geschenk eveneens onuitsprekelijk. Want hier hoort u het, dat Hij uit zulk een liefde niet schenkt een gulden, een paard, een koe, een oog, een koninkrijk. Niet de hemel met de zon en sterren, ook niet al het geschapene, maar God geeft Zijn Zoon, Die met Hem even groot is. Zulk een geschenk nu moest enkel vuur en licht in ons hart teweegbrengen, zodat wij niet konden ophouden met dansen en springen van vreugde.
Want evenals de Gever, God Zelf en Zijn bedoeling, de liefde, oneindig en onuitsprekelijk is, zo is het ook de gave dat Hij Zijn Zoon geeft. Want daarin geeft Hij Zichzelf met alles wat Hij heeft, gelijk Paulus zegt (Romeinen 8:32): omdat God ons Zijn Zoon gegeven heeft, heeft Hij ons met die Zoon ook alles gegeven.
Het moge duivel of dood, hel of hemel, zonde of gerechtigheid, leven of dood zijn, alles, alles moet het onze zijn, aangezien de Zoon als een geschenk de onze is, in Wie alles bij elkander is. Wanneer wij dus recht geloven en dit edele geschenk door het geloof ontvangen en aannemen, dan moet alle schepsel, het moge goed of kwaad zijn, hetzij leven of dood, hemel of hel, ons ten beste dienen (1 Korinthe 3:22, 23).
Maarten Luther,
hervormer te Wittenberg
Preek 10 juni 1538, Tweede Pinksterdag