Opinie

Stel niet alleen de abortusgrens ter discussie

Abortus is uitgegroeid tot een praktijk die nooit werd beoogd. We doen het debat erover tekort als we enkel de abortusgrens ter discussie stellen, betogen dr. Ruth Seldenrijk en drs. Elise van Hoek-Burgerhart.

2 October 2013 21:18Gewijzigd op 15 November 2020 06:10
beeld EPA
beeld EPA

Abortus wordt nooit gewoon. Dat bleek deze week weer toen een onderzoek naar buiten kwam rond de praktijk van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen.

Publieke opmerkingen over abortus worden in onze maatschappij direct in verband gebracht met christenen die pro-life zijn en dus tegen abortus. Dat is niet geheel ten onrechte, want in de praktijk zijn het veelal christelijke partijen en organisaties die zich uitspreken over abortus. Dat is jammer. Waarom zouden alleen christenen hun stem verheffen tegen abortus? Het is opvallend dat de laatste tijd ook niet-gelovigen in toenemende mate vraagtekens plaatsen bij de abortuspraktijk zoals die bedoeld en gegroeid is. Toch komt het maar niet tot een inhoudelijke discussie.

Misschien helpt het als we eens kijken naar de feiten. In 2011 werden ruim 31.000 zwangerschappen afgebroken, dat is een op de zeven zwangerschappen. Twee derde van de vrouwen die een kindje laten aborteren is al moeder of zorgt al voor kinderen. Een derde van de vrouwen heeft al eerder een abortus ondergaan.

In het rapport ”Seksuele gezondheid” (2009) van de Rutgers Nisso Groep zegt bijna een op de vijf vrouwen na een abortus blijvende emotionele problemen te houden. Zestien procent van de vrouwen is achteraf niet tevreden over de beslissing.

De onderzoekers van het Erasmus MC en het AMC, die deze week een rapport presenteerden, evalueerden niet de totale abortuspraktijk, maar een heel specifiek deel, namelijk zwangerschapsafbrekingen na 24 weken. Uit hun onderzoek blijkt dat er veel minder meldingen van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen zijn dan vooraf werd voorzien.

Een belangrijke verklaring is de komst van de twintigwekenecho, concludeert de onderzoeksgroep. Het is goed de doelstelling van de twintigwekenecho weer even onder het stof vandaan te halen. De echo wordt lang niet alleen als een onderzoeksinstrument voor neuralebuisdefecten (open rug, open schedel) gebruikt, zoals door de Gezondheidsraad wordt aanbevolen. Het is een zoektocht geworden naar zo’n 25 mogelijke afwijkingen geworden. Drie motieven spelen een rol: de voorbereiding op mogelijke afwijkingen, de behandelmogelijkheid in de baarmoeder bij afwijkingen en de mogelijkheid tot zwangerschapsafbreking tot 24 weken.

In 2011 werden 970 zwangerschappen afgebroken als gevolg van prenataal onderzoek (breder dan alleen de twintigwekenecho). In totaal 480 kinderen met ernstige aandoeningen kwamen ter wereld omstreeks de 22e en de 23e zwangerschapsweek. Deze kinderen ademen soms nog enkele uren voordat zij sterven. Het gaat hier beslist niet alleen om niet-levensvatbare kinderen.

De onderzoekers doen twee aanbevelingen. Opmerkelijk is dat slechts een van de twee aanbevelingen de media haalt: laat de abortusgrens van 24 weken los. De tweede aanbeveling over het aanpassen van de Regeling levensbeëindiging bij pasgeborenen krijgt geen aandacht. Daarin wordt geadviseerd de definitie van levensbeëindiging te verhelderen en duidelijk te maken wat wel en niet onder levensvatbaarheid wordt verstaan.

Dit voorjaar presenteerde artsenorganisatie KNMG de nieuwe richtlijn voor levensbeëindiging bij pasgeborenen. Hierin staat onder meer dat het leven van een stervende baby eerder beëindigd kan worden als de situatie voor ouders te zwaar wordt, bijvoorbeeld als ze moeten zien dat hun kind ademnood krijgt. Dit criterium stuit onder andere bij forensisch artsen (nauw betrokken bij het overlijden van minderjarigen) op grote bezwaren. Ook wordt onder artsen verschillend gedacht over de ‘ondraaglijkheid van lijden’ en of dit actueel of toekomstig lijden betreft.

Bij het afbreken van een zwangerschap na prenataal onderzoek beëindig je het leven van een kind in de baarmoeder waarbij er nooit absolute zekerheid is over diagnose en prognose. Met enige regelmaat horen we verhalen van kinderen die gezond worden geboren terwijl prenataal onderzoek (soms zeer ernstige) afwijkingen gesignaleerd had.

Een discussie over de abortusgrens is heel fundamenteel. Bij 24 weken ligt ook de behandelgrens voor extreem vroeg geboren kinderen. In 2009 pleitte professor Goudoever, neonatoloog aan het Erasmus MC, daarom al voor het terugbrengen van de abortusgrens van 24 naar 20 weken.

We doen het debat tekort als we enkel de abortusgrens ter discussie stellen. Abortus is uitgegroeid tot een praktijk die nooit werd beoogd. Iedere abortus is een medische ingreep met bijbehorende risico’s. Zien vrouwen overtijdbehandeling als een vorm van anticonceptie? Zijn er echt ruim 31.000 onoplosbare noodsituaties? Hoe groot zijn de psychosociale gevolgen voor de vrouw en de samenleving? Wat weten we eigenlijk over de zorgvuldigheid in abortusklinieken? Hoe drukken de kosten van een abortus op het totale gezondheidszorgbudget? Wat is het effect van prenataal onderzoek? Wat was het doel van de twintigwekenecho, werkt dat in de praktijk of zien we ongewenste effecten? Deze vragen hebben meer urgentie dan de aanbevelingen van de onderzoeksgroep.

De auteurs zijn respectievelijk directeur en beleidsmedewerker van de Nederlandse Patiënten Vereninging (NPV).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer