Van bouwvakker naar boerenknecht
BERKENWOUDE. Op de zorgboerderij van Wim en Nicolien Both in het Zuid-Hollandse Berkenwoude draait sinds enkele maanden een proefproject: de omscholing van langdurig werklozen naar ouderwetse boerenknechten. Nicolien Both leert drie mannen de fijne kneepjes van het vak: „In onze sector kun je gewoon niet aan goed personeel komen. En bij deze mensen betaalt de gemeente het eerste halfjaar mee.”
Toen de gemeente hem voorstelde om op een boerderij te gaan werken, viel hij eerst bijna steil achterover, grimast Donald Krijgsman (31). „Dit werk is heel anders dan in mijn vorige baan.”
Tot zijn ontslag deed de Lekkerkerker het ruwe werk in de nieuwbouw. „Ik hoopte in dezelfde sector weer aan de slag te kunnen gaan; daarvan wist ik dat ik het kon.”
Maar dat viel tegen. „Er is ontzettend weinig werk, zeker in de bouw”, weet Nicolien Both, eigenares van zorgboerderij Both BoerenZorg. Zij vatte het idee op om langdurig werklozen en Wajongers het boerenvak te leren. „Mensen met een Wajong-uitkering mogen nu niet werken. Nogal frustrerend, want een aantal van hen kan heel goed bepaalde werkzaamheden op boerderijen oppakken. Als de Wet werken naar vermogen wordt aangenomen, kunnen we daar eindelijk mee aan de slag. Maar dat loopt nog niet zo vlot. Bij bijstandsgerechtigden ligt dit gemakkelijker, daarom hebben we besloten met hen de proef te starten.”
Donald Krijgsman bleek voor verandering open te staan. „Dit was de vierde baan die ik zou proberen en ik was in totaal dertien maanden werkloos. De eerste weken kom je wel door, maar ik kon echt niet wennen aan op de bank zitten. Van het UWV werd ik ook niet wijzer. Ze kwamen bijvoorbeeld aan met werk in Limburg.” Hij wijst naar zijn voorhoofd. „Maar nu had de gemeente mij geselecteerd als iemand die ze wel geschikt vond voor de agrarische sector. „Leuke kans”, dacht ik.”
Krijgsman was de eerste die bij Nicolien Both in opleiding kwam. Enkele weken later volgden Rik Ripmeester (46) en Jackie Terlouw (30). De eerste werkdag viel Krijgsman niet mee. „Ik moest een maissilo schoonmaken, maar het stonk er aardig. „Gelijk de vuurdoop”, dacht ik. Ik heb mijn verstand op nul gezet en ben doorgegaan. Als je dit werk wilt doen, moet je hier niet vies van zijn, vond ik. Zulke klussen horen erbij. En in de bouw was ik tenslotte gewend aan smurrie.” Inmiddels is hij om. Nicolien Both: „Hij wil wel. Hij staat om halfvier op en werkt daarna van vijf tot twee. Toch krijgt hij evenveel bijstand als ervoor.” Krijgsman vindt het logisch. „Ik investeer hiermee in mijn toekomst. Maar ik vind het ook gewoon leuk werk. Anders was ik binnen een week wel afgehaakt.”
De opleiding duurt drie tot zes maanden. In die tijd leren de mannen het boerenleven kennen. Nicolien Both: „We laten hen mollen vangen, iglo’s schoonmaken, ligboxen reinigen en verzorgen, kuilgras snijden, koeien scheren en –niet te vergeten– trekker rijden. Eigenlijk alles wat vroeger de boerenknecht deed.”
Donald Krijgsman volgt, als eerste in dit proefproject, de opleiding in maximaal zeven maanden. „Anders zwaait hij ook nog eens in december af, niet bepaald handig tijdens de feestdagen”, legt Both uit. „We streven er juist naar dat ze hierna naar een betaalde baan bij een collega-boer in de regio uitstromen.”
Dit gebeurt via de Agrarische Bedrijfsverzorging, een agrarisch uitzendbureau waarmee Nicolien Both het project opstartte. „Boeren kunnen er een extra werkkracht huren als ze te maken hebben met ziekte, vakantie of gewoonweg werk dat blijft liggen. Per week kunnen de jongens bijvoorbeeld enkele dagen bij de ene en enkele dagen bij de andere boer aan de slag. Maar het liefst zou ik willen dat ze vijf dagen per week bij dezelfde boer terecht zouden kunnen.”
Over dat laatste denkt Krijgsman gemakkelijker. „Het werk bij de ene boer verschilt weinig van dat bij de andere”, vindt hij.
Zowel Both als de Agrarische Bedrijfsverzorging ziet genoeg kansen voor tot boerenknecht omgeschoolde werklozen. Both: „Als een boer zo iemand aanneemt, betaalt de gemeente het eerste halfjaar fors mee. Een prachtige kans voor zowel de boeren als deze jongens.”