„Maar Christus zei: Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren.”
U kunt in uw ziel geen bewijs hebben van Gods liefde voor u, tenzij u poogt te bewaren hetgeen u hoort. „Indien gij Mij liefhebt, zo onderhoudt Mijn geboden”, staat er in Johannes 14:16. Daarom vindt men in de Schrift dat de liefde Gods dikwijls gevoegd wordt bij het onderhouden van Gods geboden. „Ik doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden” (Exodus 20:6). Waar de liefde Gods is, daar is ook een onderhouden van Zijn geboden. Als wij niet ernstig trachten te bewerken hetgeen wij horen, dan zal God aangezet worden om het Evangelie van ons weg te nemen: „En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere Heere, dat Ik de zon op de middag zal doen ondergaan en het land bij lichte dag verduisteren” (Amos 8:9). „Ik zal een honger in het land zenden, niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des Heeren” (vers 11). Gedenkt dit, God zal het Woord wegnemen, omdat u daarmee geen nut doet. Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, indien u geen vruchten voortbrengt (Mattheüs 21:43). Door het Koninkrijk Gods moet men verstaan het Evangelie, Gods Woord en de bediening daarvan. Dit zal van u genomen en aan anderen gegeven worden indien u geen vruchten voortbrengt.

Christopher Love, predikant te Londen (”De ijverige christen”, 1655)