Kabinet: Brussel moet gedrag wijziging en minder gaan doen
DEN HAAG. Geen verdragswijziging, maar een gedragswijziging is nodig om de almaar groeiende Brusselse bemoeizucht een halt toe te roepen.
Die stelling betrokken premier Rutte en minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) donderdag in een Kamerdebat over Europa.
De Europese Commissie zou niet meer de drang moeten hebben om op zoek te gaan naar werk, stelde Timmermans, maar meer moeten laten liggen bij de lidstaten.
Rutte erkende dat zo’n gedragswijziging moeilijk te realiseren zal zijn. Organisaties gaan namelijk vaak steeds meer doen, om te bewijzen dat ze nuttig en nodig zijn. Discussie en debat moeten er volgens hem toe leiden dat Brusselse politici en ambtenaren zich meer gaan beperken.
Een Europese verdragswijziging, waar de VVD voor pleitte, wezen Rutte en Timmermans af: dat duurt lang, de uitkomst van zo’n proces is ongewis omdat elke lidstaat een lange wensenlijst heeft, en het vertrouwen van burgers in Europa groeit er niet door.
ChristenUnie-Kamerlid Segers voerde aan dat het in Europa gangbare en oorspronkelijk rooms-katholieke subsidiariteitsbeginsel –dat bepaalt of de EU bevoegd is om besluiten te nemen en ervoor zorgt dat besluiten zo dicht mogelijk bij burgers worden genomen– impliceert dat Brussel boven Den Haag zou staan. „Dat lijkt mij een zeer ongewenste weergave van de verhoudingen. Brussel staat niet boven ons, maar naast ons.”
Rutte zei daarop dat Europa „niet boven ons gesteld is”, maar dat Nederland „wel een belangrijke verbintenis is aangegaan met Europese partners.”
Segers pleitte ervoor om het protestantse beginsel van soevereiniteit in eigen kring een grotere rol te geven bij de Europese samenwerking. „Dat legt grote nadruk op de eigen verantwoordelijkheid dicht bij huis, in de overtuiging dat dat veel effectiever en beter is dan een oekaze vanuit een ivoren toren ergens ver weg.”
Hij vreest dat, met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel, Brusselse instituties „steeds meer worden opgetuigd.” Met het principe van soevereiniteit in eigen kring daarentegen „kunnen we pal staan voor sterke nationale instituties en onderstrepen dat het beleid veel effectiever is wanneer het van, door en voor het volk is.”
Rutte meent dat beide benaderingen mogelijk zijn. Enerzijds bekijkt het kabinet vanuit de soevereiniteit-in-eigen-kringgedachte over welke zaken de lidstaten moeten gaan, zoals gezondheidszorg, onderwijs en belastingen. Anderzijds speelt het subsidiariteitselement een rol bij grensoverschrijdende terreinen als veiligheid, grensbewaking, asielbeleid, interne markt en de euro.
De premier steunde een voorstel van Segers om nationale parlementen de bevoegdheid te geven Europese regels te toetsen op hun proportionaliteit: gaan ze niet verder dan strikt noodzakelijk?