Koning Willem-Alexander debuteert als ”troonredenaar”
Inmiddels is Beatrix alweer bijna vijf maanden prinses. Dat blijft een raar idee. Maar écht wennen wordt het op Prinsjesdag. Het beeld van de inmiddels op leeftijd gekomen koningin, die met haar wat geaffecteerde stem de steevast slaapverwekkende Troonrede opleest, staat op het netvlies van elke Nederlander gebrand.
Dat zal dus dinsdag anders zijn. Voor het eerst sinds 126 jaar is er weer een mannelijke Oranjetelg die op de derde dinsdag in september de beleidsvoornemens van de regering aan het volk bekendmaakt.
In de bijna 200 jaar die verstreken zijn sinds Willem-Alexanders overoveroverovergrootvader koning Willem I zijn eerste toespraak tot het parlement hield, is er rond het fenomeen Troonrede weinig veranderd. Toch zijn er wel énkele verschillen.
Stempel
De belangrijkste is de mate waarin de vorst kleur kan geven aan de Troonrede. Hoewel ook koning Willem I de jaarlijkse toespraak tot de Staten-Generaal niet in zijn eentje schrijft, maar die in overleg met het kabinet opstelt, is het persoonlijke stempel dat hij erop kan drukken enorm. Zeker in vergelijking met tegenwoordig.
Als absoluut monarch spreekt Willem I de ”dienaren der troon” voortdurend in de ik-vorm toe: „Mijn pogingen zijn erop gericht om…”, „Het is mij aangenaam u een verslag te geven van…”, en: „Mijne aandacht blijft steeds gevestigd op…”
Het grote omslagpunt komt in de jaren 40 van de 19e eeuw, als Thorbecke en de zijnen de grondslagen leggen voor onze moderne, parlementaire democratie. Willem II mag dan nog even tegenspartelen („’t Is mijne Rede, en niet die der ministers!” sputtert hij in 1845), maar de ontmanteling van de vorstelijke macht is in die jaren niet meer te keren. Vanaf dan schrijven de ministers de Troonrede en is alleen het kabinet ervoor verantwoordelijk, al mag de vorst hem van tevoren natuurlijk wel lezen en becommentariëren.
Zo zijn er nog wel enkele verschillen met vroeger. In de 19e eeuw was de Troonrede doorgaans korter dan nu en bevatte hij vooral een schets van de economische situatie en de internationale politiek. Pas na 1900 komt het accent te liggen op het –gewoonlijk op nogal dorre en ambtelijke wijze– opsommen van de beleidsvoornemens van de regering.
Opening
Gold de Troonrede tot 1983 formeel als de opening van het parlementaire jaar, bij de grondwetswijziging van dertig jaar geleden is die functie, die praktisch al niet meer met de werkelijkheid correspondeerde, ook formeel geschrapt. Reden één: een parlement heeft geen openingsdag, maar is het hele jaar door continu in functie. Reden twee: het is niet aan een vorst om een parlement aan het werk te zetten.
Dat gaat koning Willem-Alexander dan ook volgende week niet doen. Hoewel hij vanwege zijn debuut als ”troonredenaar” voluit in de schijnwerpers zal staan –meer dan premier Rutte, meer dan de minister van Financiën, Dijsselbloem–, is hij tijdens het voordragen van de door het kabinet opgestelde leestekst niet veel meer dan ”his master’s voice”.
Tenminste? Toch ook weer niet helemaal. Want wie de 187 Troonredes die tot nu toe gehouden zijn doorleest, komt daarin zo af en toe zogeheten koninklijke passages tegen: stukjes tekst waarin de vorst of vorstin, uiteraard met instemming van het kabinet, een persoonlijke wens of emotie te berde brengt (zie kader).
Een uitgelezen moment om dat te doen, is de allereerste Troonrede die de desbetreffende Oranjevorst mag voorlezen. Toenmalig koningin Juliana greep dit moment bijvoorbeeld in 1948 aan om te laten merken hoe zij de feestelijke troonswisseling, die enkele weken daarvoor had plaatsgevonden, persoonlijk had ervaren.
Haar dochter Beatrix daarentegen repte er in 1980 met geen woord over. Zoals zij ook in 2003 niet refereerde aan het verlies van haar echtgenoot, prins Claus, en in 2004 niet verwees naar het overlijden van haar moeder, prinses Juliana.
Dommelmomenten
Maar in de Troonrede iets persoonlijks zeggen, kán dus wel. Dinsdag weten we of Willem-Alexander de ruimte voor een koninklijke passage heeft gevraagd én gekregen. Gespitst zijn op zo’n passage is voor burgers en politici in elk geval een handig hulpmiddel om bij het ongetwijfeld weer gortdroge betoog van Rutte en de zijnen ongewenste, Samsomachtige ‘dommelmomenten’ te voorkomen.
Bron: Arendo Joustra, ”Redes van de Troon” (Amsterdam, 2009), nos.nl, troonredes.nl, eerstekamer.nl.
Persoonlijke noot
Op de inhoud van de Troonrede heeft een vorst sinds 1848 nauwelijks nog invloed. Thorbecke maakte de ministers immers verantwoordelijk en de koning onschendbaar. Dat impliceert dat het het kabinet is dat de beleidsvoornemens voor het nieuwe jaar bekendmaakt en onder woorden brengt.
Toch zijn er in diverse Troonredes tekstgedeelten terug te vinden waarin de vorst de ruimte kreeg een eigen wens kenbaar te maken of een persoonlijke emotie te verwoorden: de zogeheten ”koninklijke passages”. Enkele voorbeelden van zulke zinsneden:
1858:
„De plegtigheid van dit oogenblik heeft voor Mij eene meer dan gewone beteekenis. Mijn beminden oudsten Zoon aan Mijne zijde te zien, bij het openen van de Vergadering van de Staten-Generaal, vervult Mijn hart met dankbaarheid aan God, die zijn leven gespaard, zijn aanleg ontwikkeld en zijn jeugd in zoovele opzigten gezegend heeft.”
(Willem III verwijst naar het feit dat zijn oudste zoon, Willem, op dat moment 18 jaar, bij het uitspreken van de Troonrede aanwezig is. Kroonprins Willem zou overigens in 1879, op 38-jarige leeftijd, overlijden aan tyfus.)
1902:
„Uit ernstige krankheid genadig hersteld en door de liefde Mij betoond te inniger aan Mijn volk verbonden, ben ik in uw midden verschenen, om ook nu in persoon de nieuwe zitting der Staten-Generaal te openen.”
(Wilhelmina, kort nadat zij een miskraam had gekregen.)
1918:
„Te midden van U, leden der Staten-Generaal, is het Mij eene behoefte openlijk uiting te geven aan de zorg en smart, die de buitengewone nooden van Mijn volk, waarmede ik zonder ophouden medeleef en medegevoel, in Mij opwekken.”
(Wilhelmina gaat in op de gevolgen die de Eerste Wereldoorlog ook voor Nederland heeft.)
1948:
„Slechts korte tijd is verlopen sedert ik, nadat mijn Moeder afstand deed van de troon en de regering door mij werd aanvaard, in Uw midden de eed aflegde en werd ingehuldigd. Met ontroering en dankbaarheid denk ik terug aan de wijze waarop het 50-jarig regeringsjubileum van mijn Moeder werd gevierd en bij de troonwisseling alom uiting werd gegeven aan warme gevoelens van aanhankelijkheid ten opzichte van Haar en aan de wijze waarop men mij heeft welkom geheten. De herinnering aan dit alles zal mij sterken bij het vervullen van de taak, die op mijn schouders is gelegd.”
(Juliana verwijst naar de troonswisseling, enkele weken daarvoor.)
1987:
„Dat ik vandaag in uw midden kan zijn, stemt mij dankbaar. Tijdens mijn ziekte heb ik vele blijken van medeleven en vele goede wensen ontvangen uit alle delen van het Koninkrijk. Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om hiervoor mijn bijzonder hartelijk dank uit te spreken.”
(Beatrix herinnert eraan dat zij kort daarvoor met een hersenvliesontsteking was opgenomen in het Haagse Bronovoziekenhuis.)
2001:
„Met voldoening kijken wij terug op het huwelijk van prins Constantijn met Laurentien Brinkhorst eerder dit jaar. Het voorgenomen huwelijk van prins
Willem-Alexander en Máxima Zorreguieta op 2 februari 2002 vervult ons met vreugde. Samen bereiden zij zich intensief voor op hun toekomst.”
(Beatrix refereert aan diverse familieomstandigheden.)
Primeurtjes op Prinsjesdag
Op Prinsjesdag zal koning Willem-Alexander voor het eerst de Troonrede uitspreken. Dát een koning die rede voordraagt, is niet nieuw. Zijn voorganger koning Willem I deed het vanaf 1814 31 keer. Zijn opvolger Willem II las de rede 11 keer voor, diens zoon Willem III 43 maal, voor het laatst in 1887 – nu 126 jaar geleden.
Wél nieuw is dat een koning de Troonrede uitspreekt op een dinsdag. Voor 1888 gebeurde dat altijd op de derde maandag in november (1814), in oktober (1815-1848) of in september (1849-1887). De maandag werd overigens ingeruild voor de dinsdag om te vermijden dat parlementariërs op zondag moesten reizen om tijdig in Den Haag te zijn.
Eveneens nieuw is dat een koning zijn Troonrede voordraagt in de Ridderzaal. In 1814 en 1815 gebeurde dat in de Trêveszaal (waar nu het kabinet wekelijks vergadert). Van 1815-1830 –Nederland was toen verenigd met België– vond de voorlezing afwisselend plaats in Brussel (eerst in het stadhuis, later in het parlementsgebouw) en in Den Haag (in de Oude Balzaal aan het Binnenhof, waar de Tweede Kamer vergaderde). Pas in 1906 werd de Ridderzaal, die de jaren daarvoor was gerestaureerd, voor dat doel in gebruik genomen.
Ook nieuw is dat een koning in de gouden koets door Den Haag rijdt. Wilhelmina kreeg hem acht jaar na het overlijden van haar vader, in 1898, van de Amsterdamse bevolking als huldeblijk voor haar inhuldiging. In 1903 gebruikte ze hem voor het eerst op Prinsjesdag.
Verder is nieuw dat een niet-regerend koningin naast de koning zit en in de Ridderzaal aanwezig is. Willem I, II en III lieten hun echtgenoten doorgaans thuis; volgens de website van de Eerste Kamer „hing dat samen met de positie van de vrouw in de negentiende eeuw.”
Wel heeft koningin Sophie, de vrouw van koning Willem III, in september 1849 het voorlezen van de Troonrede vanuit de loge in de Tweede Kamer gevolgd. Ook haar minderjarige zonen Willem en Maurits hadden daar plaatsgenomen.
De koningen Willem I en II werden steeds vergezeld door de kroonprins en soms ook door andere zoons; Willem II ook door diens broer prins Frederik. Bijzonderheid daarbij was dat zij allen steeds zich te paard naar het Binnenhof begaven.
Nieuw is ten slotte dat na het uitspreken van de Troonrede de uitroep ”Leve de koning!” zal klinken. Dat gebruik vond pas ingang onder koningin-regentes Emma in 1897. Anders dan nu het geval is, was het aanvankelijk niet de voorzitter, maar het oudste lid in Kamerjaren dat deze huldeblijk aanhief.