Buitenland

Van vreugde over Osloakkoorden is maar weinig over

Het was een historische gebeurtenis op het gazon van het Witte Huis in Washington. De Israëlische premier Yitzhak Rabin en Yasser Arafat gaven elkaar de hand op 13 september 1993. Een nieuw tijdperk zou aanbreken, waarin Israël en de Palestijnen besloten de geschillen langs vreedzame weg op te lossen. Wat is er vandaag nog van het vredesproces over?

Alfred Muller
14 September 2013 12:39Gewijzigd op 15 November 2020 05:49
De historische foto waarmee velen zich wereldwijd moed inspraken dat er vrede tussen Israël en de Palestijnen mogelijk is. Twintig jaar na de Akkoorden van Oslo is er weinig van het optimisme over. beeld EPA
De historische foto waarmee velen zich wereldwijd moed inspraken dat er vrede tussen Israël en de Palestijnen mogelijk is. Twintig jaar na de Akkoorden van Oslo is er weinig van het optimisme over. beeld EPA

Het begon in Oslo, waar twee Israëlische academici en drie Palestijnse functionarissen elkaar in het geheim ontmoetten. Ze baanden de weg voor de officiële onderhandelingen die in mei 1993 in het diepste geheim begonnen tussen vertegen­woordigers van Israël en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). De Israëlische premier Yitzhak Rabin en minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres hadden daarvoor toestemming gegeven.

Eerder al hadden Israëliërs en Palestijnen met elkaar gepraat. In oktober en november 1991 werd de Madridconferentie gehouden, waaraan Israël en een gezamenlijke Jordaans-Palestijnse delegatie deelnamen. Na de conferentie spraken de Israëlische en Jordaans-Palestijnse delegaties verder, maar de gesprekken leidden nergens toe. De tijd was rijp voor een geheim overlegkanaal.

Bestaansrecht

Op 9 september, een paar dagen voordat de partijen het interim-akkoord sloten, wisselden Rabin en Arafat brieven uit. Arafat schreef dat de PLO het „bestaansrecht in vrede en veiligheid” van Israël erkende. Rabin schreef dat de Israëlische regering de PLO besloot te erkennen „als de vertegenwoordiger van het Palestijnse volk” en met de PLO te gaan onderhandelen.

Het interim-akkoord van 13 september stelde dat de Palestijnen zelfbestuur zouden krijgen voor een periode „niet langer dan vijf jaar.” De autonomie zou van start gaan vanaf het moment dat Israël zich uit de Gazastrook en Jericho zou terugtrekken. Er zouden ook „zo spoedig mogelijk” onderhandelingen worden begonnen over een permanente oplossing.

Het idee van scheiding was al oud. Al voor de oprichting van de staat Israël, in 1948, spraken de VN over een Joodse en een Arabische staat in het Britse mandaatgebied. De Arabisch-Palestijnse staat ging toen niet door, omdat de Arabieren het plan verwierpen.

De Likudpartij, die van 1977 tot 1992 aan de macht was, stond een Groot-Israël voor ogen: een Israëlische staat in het hele voormalige Britse mandaatgebied Palestina, met hooguit Palestijnse autonomie.

Grondgebied

Verschillende ontwikkelingen maakten het akkoord mogelijk. Op 23 juni 1992 kwam er een eind aan de regering van Likud. De Arbeidspartij van Jitschak Rabin en Shimon Peres won de verkiezingen. De regering die in juli 1992 aantrad, was bereid tot een compromis over grondgebied. Zelfs de haviken in de Arbeidspartij verwierpen het idee van een Groot-Israël. De partij begreep dat het een probleem voor Israël zou worden als het over een grote Palestijnse bevolking zou regeren.

De PLO kampte met een zware economische crisis. Yasser Arafat steunde in de Golfcrisis van 1990 en 1991 de Iraakse president Saddam Hussein. De Arabische landen, vooral de Golfstaten, draaiden daarop de geldkraan voor het Palestijns Nationaal Fonds dicht. De PLO kon geen belasting meer innen van Palestijnen in Koeweit en Saudi-Arabië, omdat die hun baan verloren.

De geldcrisis leidde ertoe dat radicale islamitische groepen als Hamas en de Islamitische Jihad de Palestijnen medische, educatieve en sociale hulp gingen verlenen. Zij kregen het geld van Iran, Saudi-Arabië en andere landen.

Israël en de PLO dachten dat het akkoord kon leiden tot opbloei van de Palestijnse economie. Dat zou radicale islamitische groepen de wind uit de zeilen nemen. Rabin wierp Arafat een reddingsboei toe. Hij begreep dat hij met de nationalisten van de PLO kon onderhandelen, niet met de radicale moslims van Hamas.

Scheiding

In het begin verschilden de uitgangs­punten. De Palestijnen zijn altijd duidelijk geweest over hun oogmerken: een eigen staat naast Israël met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, alsmede de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen. Yitzhak Rabin zocht naar een scheiding van beide volken, maar het eindpunt bleef vaag. Hij hoopte op een gefaseerd proces, dat zou leiden tot verbetering.

De partijen besloten zich eerst te richten op een overgangsregeling van vijf jaar. De Palestijnen accepteerden dit, maar bleven altijd duidelijk over het einddoel. En zo schoven de partijen de moeilijke punten voor zich uit. Ze begrepen dat ze over kwesties als de status van Jeruzalem, de terugkeer van de vluchtelingen en de grenzen geen overeenstemming konden bereiken.

De bedoeling was dat in deze tussenperiode het onderlinge vertrouwen zou groeien. Maar het tegendeel gebeurde; het wantrouwen nam toe. De Palestijnen raakten er teleurgesteld over dat de terugtrekking niet sneller verliep en dat de nederzettingen in de zogenaamde C-gebieden van de Westelijke Jordaanoever zich met name na 2000 steeds verder uitbreidden.

De Israëliërs zagen dat hun veiligheidssituatie verslechterde. De terreuraanslagen namen in hevigheid en frequentie enorm toe na het uitbreken van de tweede intifada, in september 2000.

Ook stuitte het proces op zware weerstand bij Joodse en Palestijnse fundamentalisten. Hamas verwierp de akkoorden tussen Israël en de PLO, weigerde terreur af te zweren en bleef van mening dat Israël vervangen moet worden door een islamitische staat. In Israël keerden rechtse partijen en de daaraan verbonden harde kern binnen de Joodse nederzettingen zich tegen het vredesproces.

Tegenstanders in het land begonnen zich flink te roeren. Tijdens een demonstratie op het Sionplein in Jeruzalem, waar ook Benjamin Netanyahu sprak, scandeerden betogers: ”Rabin verrader”. Sommigen droegen portretten mee van Rabin in nazi-uniform. In rechts-radicale kringen werd de toenmalige als landverrader gezien.

Op zaterdagavond 4 november 1995 schoot de Israëlische extremist Yigal Amir de premier drie kogels in de rug na een vredesmanifestatie in Tel Aviv. De winnaar van de Nobelprijs voor de vrede stierf binnen een uur in het Ichilovziekenhuis. Peres nam de regering over, maar hij werd in 1996 bij de verkiezingen verslagen door Likudleider Benjamin Netanyahu, die in het vredes­proces onmiddellijk op de rem trapte.

Verzoening

Na twintig jaar is duidelijk dat het doel van het Osloproces niet is bereikt. De verklaring uit 1993 spreekt immers van „een rechtvaardige, bestendige en veelomvattende vredesregeling en een historische verzoening.”

Crisis volgde op crisis en soms lagen de vredesbesprekingen lange tijd stil. Vele Palestijnen en Israëliërs beschouwen het proces dan ook als mislukt.

Maar het idee dat beide volken naar een scheiding moeten zoeken en het land moeten verdelen, geldt nog steeds. Dit is vandaag de dag nog altijd het officiële beleid van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en de Palestijnse president Mahmud Abbas.

Het idee vormt ook de basis van de vredesbesprekingen die momenteel aan de gang zijn onder leiding van de Israëlische minister van Justitie, Tzipi Livni, en de Palestijnse hoofdonderhandelaar, Saeb Erekat. Deze gesprekken moeten uitlopen op een akkoord over twee staten: Israël en Palestina.

De bedoeling is dat ze binnen een periode van in totaal negen maanden worden afgerond. Daarbij komen wel alle moeilijke kwesties op tafel, zoals Jeruzalem, de vluchtelingen, de grenzen (en daarmee het lot van de nederzettingen).

Nederzettingen

De situatie is vandaag de dag gecompliceerder dan aan het einde van de jaren negentig. Israëlische politici (met uitzondering van de rechts-radicalen) begrijpen dat Israël zich dient af te scheiden van de Palestijnen als Israël een Joodse en democratische staat wil blijven vormen. Maar de kans dat deze scheiding nog haalbaar is, is klein door de uitbreiding van de nederzettingen en de grotere politieke invloed van de tegen­standers van een Palestijnse staat.

Bovendien maakt in de Gazastrook Hamas de dienst uit. Ook al zou Israël een akkoord sluiten met de (gematigd geachte) Palestijnen op de Westoever, dan zijn de Hamasaanhangers daar nog niet bij betrokken.

De kans is dan ook groot dat het te laat is om op een vreedzame en wederzijds overeengekomen manier een tweestaten­oplossing te bereiken. De meerderheid van beide volken wijst echter een eenstaat­oplossing met gelijke burgerrechten voor iedereen af. Zo’n staat is ook vanwege het diepe wantrouwen aan beide zijden zeer moeilijk te verwezenlijken.


Belangrijke mijlpalen in het Osloproces

Eerste Osloakkoord, 13 september 1993, Washington

Israël en de PLO bepalen in het eerste Osloakkoord (officieel ”Beginsel­verklaring aangaande afspraken over tijdelijk zelfbestuur”) dat de Palestijnen voorlopig gedurende een periode van vijf jaar autonomie krijgen. Daarna moet er een blijvende regeling worden getroffen op basis van de resoluties 242 en 338 van de VN-Veiligheidsraad (waarin het principe ”land voor vrede” centraal staat). Beide partijen beloven samenwerking op het gebied van de economische ontwikkeling.

Overeenkomst over de Gazastrook en het Jerichogebied, 4 mei 1994, Caïro

De Gaza-Jericho-overeenkomst regelt de Israëlische terugtrekking vanuit de Palestijnse stad Jericho op de Westoever en uit delen van de Gazastrook. De Israëlische soldaten zouden vervangen worden door Palestijnse politieagenten.

Tweede Osloakkoord, 28 september 1995, Washington

Het tweede Osloakkoord, ook bekend als de Taba-overeenkomst, roept op tot de Israëlische terugtrekking uit dichtbevolkte Palestijnse gebieden. Het betreft een uitgebreid akkoord. Veel bepalingen zijn vandaag nog geldig, zoals de verdeling van de Westoever in A-gebieden (onder Palestijns bestuur), B-gebieden (onder Israëlisch veiligheidsbestuur en Palestijns civiel bestuur) en C-gebieden (onder Israëlisch bestuur). De Palestijnse politie zorgt voor de veiligheid in de gebieden waaruit Israël zich terugtrekt.

Protocol aangaande de herschikking in Hebron, 17 januari 1997, Jeruzalem

Het Hebronprotocol zorgt voor een verdeling van de problematische stad Hebron in twee gebieden: H-1, onder Palestijnse controle, en H-2, onder Israëlische controle. In gebied H-2 bevindt zich de Grot van de Aartsvaders oftewel de Ibrahimmoskee, een heilige plek voor joden en moslims.

Wye River-memorandum, 23 oktober 1998, Washington

Het akkoord van Wye River betreft een verdere overheveling van land naar Palestijns bestuur. De overeenkomst bepaalt ook dat het Palestijnse bestuur terreur niet zal toestaan, illegaal wapenbezit zal verbieden en aanstichting tot haat zal voorkomen. De partijen bevestigen het voornemen om op 4 mei 1999 een definitief vredesakkoord te sluiten.

Een Israëlische delegatie onder leiding van premier Ehud Barak en een Palestijnse afvaardiging onder leiding van Yasser Arafat spraken in juli 2000 in Camp David, het buitenverblijf van de Amerikaanse president, over een permanente overeenkomst. In januari 2001, toen de tweede intifada al in volle hevigheid woedde, werden de gesprekken in Taba voortgezet.

De meningen verschillen over de vraag of het Osloakkoorden nog van kracht zijn, maar officieel heeft geen van beide partijen de overeenkomsten verworpen. Ehud Barak en andere Israëlische leiders hebben bij de besprekingen de Palestijnen een eigen staat aangeboden, maar de concessies die Israël daarbij wilde doen, gingen de Palestijnen niet ver genoeg. Het idee dat beide volken dienen te worden gescheiden in twee eenheden is echter nog steeds van kracht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer