Horen en bewaren
Lukas 11:28
„Maar Christus zei: Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren.”
Er staat niet: „Zalig zult gij zijn die het Woord hoort en bewaart”, maar: „Zalig zijt gij”, om aan te wijzen dat u niet alleen zult zalig zijn als u in de hemel komt, maar dat u zo doende al zalig bent terwijl u nog op aarde bent. Paulus zegt: „Maar nu van de zonde vrijgemaakt zijnde en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking en het einde het eeuwige leven.”
O mens, als u heilig bent, u hebt uw vrucht al voordat u tot het eeuwige leven komt. Nu staat er niet alleen: „Zalig zijt gij, zo u hoort en bewaart”, maar: „Zo u het Woord Gods hoort en dat bewaart.” U kunt mensen horen die verdoemelijke dwalingen prediken en u kunt die vast in uw hart prenten, maar in dit geval bent u dichter bij een vloek dan bij een zegen. Het kan zijn dat enigen zulke predikaties horen en daarna dat doen. Echter, als ze niet overeenstemmen met Gods Woord en niet gegrondvest zijn op de Schrift, zullen zij door dit horen zich eerder een vloek op de hals halen dan een zegen. Daarom zegt hier de Heilige Geest: „Zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en het bewaren.” Hierdoor behoorden de mensen geleerd te worden toe te zien wie, wat en hoe zij horen.
Christopher Love, predikant te Londen
(”De ijverige christen”, 1655)