Italië rouwt om zijn doden in Irak
De verslaggeefster van het tv-journaal staat voor het ministerie van Defensie. Elke keer als er weer een ingelaste nieuwsuitzending de lucht ingaat, leest zij een lijstje voor met de namen van slachtoffers die het ministerie heeft vrijgegeven. Het Italiaanse volk rouwt om de achttien Italiaanse VN-manschappen die woensdag om het leven kwamen bij een zelfmoordaanslag in de Zuid-Iraakse stad Nasiriyah.
„De eerste drie zijn twee carabinieri uit Asti en Monreale, bij Palermo, en een militair uit Isola di Sant’Antioco op Sardinië”, vervolgt de verslaggeefster monotoon. In de studio zegt de nieuwslezer: „Onze gedachten gaan uit naar de familieleden in deze plaatsen.”
De familie van de slachtoffers wordt door de pers belaagd. Ten huize van de echtgenote van een 46-jarige omgekomen carabiniere uit Monreale is de toestand schrijnend. „Wat moet ik zonder man?” roept de weduwe. „Ik wil niet meer leven.” Haar dochter van 12 is in de war en roept voortdurend: „Wanneer komt papa terug?” In de keuken wordt ingezoomd op een kalender waarop dagen zijn doorgekrast met een rode pen. De carabiniere was vier maanden in Irak en zou morgen hebben moeten terugkeren.
Italië rouwt om zijn achttien slachtoffers, onder wie twee burgers. In het hele land tonen mensen hun medeleven. Typerend voor het Italiaans provincialisme is dat het verdriet wordt gekoppeld aan de herkomst van de militairen. De gouverneur van het gewest Tirol zegt dat zijn bevolking dicht bij de slachtoffers staat, vooral bij „de twee soldaten die uit ons gewest afkomstig zijn.” Gemeenten die een dode te betreuren hebben, kondigden woensdag een periode van rouw af. Vlaggen werden halfstok gehangen. In de Noord-Italiaanse provincie Ferrara ging donderdag uit rouwbetoon de verlichting in alle winkels tien minuten uit. In Bologna reden de stadsbussen een minuut lang niet. Op dat moment luidden de kerkklokken. Op Sardinië is een periode van rouw afgekondigd tot na de begrafenis van de omgekomen Italianen. Onder de doden zijn ten minste drie Sicilianen.
In Assisi hielden franciscanen een herdenkingsdienst. De paus sprak zijn afschuw over de aanslag uit. Het was „de meest trieste dag van Ciampi” sinds de Italiaanse president vier jaar geleden aantrad, schreven de Italiaanse kranten. Sinds de Tweede Wereldoorlog waren de Italiaanse verliezen bij de krijgsmacht niet zo hoog.
Het parlement schortte woensdag alle zittingen op. Daarvoor in de plaats kwam premier Silvio Berlusconi naar de beide Kamers van de volksvertegenwoordiging voor het afleggen van een verklaring. Buiten hingen de Italiaanse driekleur en de Europese vlag halfstok. Berlusconi zei dat Italië zich niet laat intimideren en verklaarde trots te zijn op „de moed en de menselijkheid” van de Italiaanse militairen. Italië zal zijn humanitaire missie (met circa 2500 man) in Irak voltooien, benadrukte zowel premier Berlusconi als president Ciampi. Berlusconi zei dat niemand het in zijn hoofd moest halen om politieke munt uit de situatie te slaan.
De overgrote meerderheid van de linkse oppositie hield zich daaraan, al betoogde de linkse oud-premier Massimo D’Alema dat het beter was geweest als Italië geen humanitaire missie had gestuurd. Minder parlementair was de voorman van een communistische partij. Zijn partij stemde dit voorjaar tegen de motie om troepen naar Irak te sturen. „Jullie zijn moreel en politiek verantwoordelijk voor deze doden. Jullie moeten jullie schamen”, zei hij in de Tweede Kamer. Het parlement reageerde met boegeroep.
Voor de oorlog in Irak bleek uit peilingen dat de meeste Italianen tegenstanders waren van de militaire operatie. Berlusconi trad evengoed naar voren als een van de grootste bondgenoten van Amerika. Italië stuurde uiteindelijk geen gevechtstroepen, maar liet circa 2500 man naar Irak gaan om te helpen met de wederopbouw van het land. Toen die vanaf juni eenmaal in Irak waren, verstomde in Italië de discussie over de kwestie enigszins.
Daar komt na de aanslag van woensdag zeker verandering in. Een peiling vlak na de aanslag wees uit dat de Italianen erg verdeeld zijn over de aanwezigheid van militairen uit hun en andere coalitielanden in Irak: 44 procent zei daar voor te zijn, en 44 procent stemde tegen.