Israël dreigde intussen met vergeldingsacties voor de aanslag die dinsdag in het centrum van Jeruzalem twee Israëlische vrouwen het leven kostte. De dader, een lid van de aan de Fatah-beweging van Arafat verbonden de Al-Aqsa-brigades, werd door politieagenten doodgeschoten.

Burgemeester Ehud Olmert van Jeruzalem sprak van een regelrechte oorlogssituatie. De Israëlische veiligheidsdiensten zeiden over informatie te beschikken dat meer terreuraanslagen te verwachten zijn, „erger dan we tot nu toe in de Israëlische steden hebben meegemaakt”, zo werd de nieuwe chef van de militaire inlichtingendienst, Aharon Zeevi-Farkash, aangehaald in de krant Yediot Ahronot.

De radicale Hamas-beweging verklaarde Israël dinsdag de oorlog, nadat Israëlische commando’s vier Hamas-leden hadden gedood bij een overval op hun schuilplaats in Nablus op de Westoever. De Palestijnse kabinetssecretaris Ahmed Abdel Rahman zei woensdag dat de Palestijnse Autoriteit onder de huidige omstandigheden geen bestand kan afdwingen.

„De Israëlische geweren zijn op onze hoofden gericht”, aldus Abdel Rahman tegenover het persbureau Associated Press. „We kunnen geen van onze verplichtingen nakomen.” De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Shimon Peres, die woensdag voor een kort bezoek in Nederland was, zei dat een bestand met de Palestijnen pas mogelijk is als Arafat greep heeft op dissidente Palestijnse facties.

Arafat vroeg de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, die hem belde, gisteren Anthony Zinni terug te sturen naar het Midden-Oosten. Woordvoerder Richard Boucher van het ministerie van Buitenlandse Zaken liet echter weten dat hiertoe geen plannen bestaan. De Amerikaanse gezant Zinni was de afgelopen tijd twee keer in het Midden-Oosten, maar zag vorige week af van een voorgenomen derde bezoek, kennelijk omdat het geweld weer was opgeleefd.

De Amerikaanse ambassadeur in Israël, Daniel Kurtzer, riep de Israëliërs en de Palestijnen op hun regeringen onder druk te zetten om aan vrede te werken.

„Ze moeten van jullie horen dat jullie vrede willen, dat jullie verzoening willen, dat jullie een redelijk compromis willen”, zei Kurtzer.

Twee van de door Israël gedode extremisten stonden op de lijst met verdachten die Israël aan de Palestijnse Autoriteit had gegeven met het verzoek hen te arresteren. Een van hen was Yousef Soragji, de leider van de militaire vleugel van de Hamas op de Westoever. Hij zou verscheidene aanslagen op Israëlische doelen hebben gepleegd.

De schuilplaats diende de Hamas-strijders tevens als werkplaats voor het fabriceren van bommen. De Israëlische legercommandant sprak zelfs van het grootste explosievenlaboratorium dat ooit door Israëlische militairen is aangetroffen.

Ex-premier Ehud Barak, die als regeringsleider bereid was tot vergaande concessies aan Arafat, uitte zeer harde kritiek op de Palestijnse leider. „Misschien is hij gewoon een echte terrorist. Misschien is de tijd gekomen dat we onszelf de waarheid moeten vertellen”, luidde Baraks veronderstelling in reactie op de recente gebeurtenissen. Volgens de ex-premier laat Arafat geen andere keuze dan de conclusie dat hij een terrorist is. „Arafat gedraagt zich nou eenmaal als een terrorist. Hij ziet er uit als een terrorist, hij loopt als een terrorist en hij zwetst als een terrorist”, aldus Barak.

Barak sprak in Washington, waar hij ontmoetingen had met verscheidene Amerikaanse regeringsvertegenwoordigers. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken liet er in verklaringen geen misverstand over bestaan dat het Arafat verantwoordelijk houdt voor de nieuwe geweldsgolf.

Rusland riep Arafat woensdag op hard op te treden tegen alle extremistische groeperingen die op Palestijns grondgebied actief zijn. „Als er niet direct maatregelen worden getroffen om de spanning te verminderen, dan kan de situatie uit de hand lopen”, stelde het ministerie van Buitenlandse Zaken. Tegelijk riep Moskou Israël op Arafat niet langer buiten te sluiten en een gesprek met hem aan te gaan. De Russische gezant Andrej Vdovin is woensdag opnieuw naar de regio vertrokken.

In Jeruzalem vernielden Israëlische bulldozers twee huizen van Palestijnen die volgens de autoriteiten waren gebouwd zonder bouwvergunning. De huizen stonden in de Palestijnse wijk Beit Hanina, in het in 1967 door Israël veroverde en geannexeerde deel van de stad, dat de Palestijnen als hun toekomstige hoofdstad zien. Tot ongenoegen van de internationale gemeenschap heeft Israël het afgelopen jaar tientallen huizen in dit deel van Jeruzalem neergehaald.