Over de kansel hangt nu een Egyptische vlag
Ondanks de uitgebrande kerken zien Egyptische christenen een opgaande lijn in de huidige ontwikkelingen. „Ze gaan, met de nodige zorgen, met vertrouwen de toekomst tegemoet”, zegt dr. Willem-Jan de Wit.
Het is Mubarak, het blijft Mubarak. Zo dachten de meeste Egyptenaren erover toen Willem-Jan de Wit zich vijf jaar geleden in Egypte vestigde.
Het is Mubarak, het blijft Mubarak. Op 25 januari 2011, de dag dat de revolutie begon, sliep De Wit dan ook rustig uit. „Ik had net een excursie met studenten naar Luxor achter de rug”, herinnert hij zich. „Ik hoorde dat er wat demonstraties waren in de stad, maar besteedde er verder weinig aandacht aan.”
Drie, vier dagen later ging het opeens razendsnel. Gevangenen ontsnapten uit de gevangenis, internet werd platgelegd, het telefonienetwerk ging uit de lucht, er kwamen burgerwachten tegen overvallen. „Het resultaat was dat iedereen binnen de kortste keren in de sfeer van de revolutie was”, zegt De Wit.
De rest is geschiedenis: het bleef geen Mubarak, Morsi kwam en het bleef geen Morsi. De Wit reist tweeënhalf jaar na die 25e januari naar Nederland vanuit een Egypte waar de onrust sindsdien nauwelijks weg is weggeweest.
Hij is op vakantie, even uit het rumoer van Caïro, in zijn ouderlijk huis nabij het rustige Zuid-Hollandse Nieuwerbrug. Hij neemt echter alle tijd voor een gesprek over zijn ervaringen in Egypte. Hij lacht. „Dat is me in Egypte ook specifiek gevraagd: vertel in het Westen alsjeblieft hoe het echt zit.” Er leeft in het land veel onvrede over de westerse berichtgeving, die te positief zou zijn over de moslimbroeders.
Zwijgende kerk
De Wit is namens de GZB (Gereformeerde Zendingsbond) als docent verbonden aan het Evangelisch Theologisch Seminarie in Caïro (ETSC), dat de predikantsopleiding verzorgt voor de presbyteriaanse kerk in het land. Vandaar maakte hij van dichtbij mee hoe de positie van de kerk in Egypte verschoof: van zeer terughoudend naar meer participerend in de Egyptische samenleving.
Tijdens het Mubarakregime mengde de kerk zich nauwelijks in politieke aangelegenheden. Daar zat ook een houding van pragmatisme in. Hoewel de positie van christenen onder Mubarak niet bepaald riant was, werden ze evenmin te vuur en te zwaard vervolgd. Bovendien hield Mubarak radicale moslimgroepen effectief kort. Tot vreugde van de christenen.
In deze krant zei een Egyptische christen vorig jaar dat hij de houding van de kerk tijdens het regime-Mubarak betreurt. „De kerk heeft haar stem niet laten horen. Maar als wij onze stem niet verheffen tegen de onderdrukking van anderen moeten we niet gek opkijken als we straks zelf verdrukt worden.” Kwam u dat gevoelen veel tegen onder Egyptische christenen?
De Wit peinst even. „Ik herinner me dat een Egyptische collega naar aanleiding van de massale ontsnappingen uit de gevangenissen in januari 2011 onze studenten ter opscherping vroeg: „Waarom zaten er zo veel islamisten vast vanwege hun politieke overtuiging, maar geen enkele christen? Hoe sterk hebben wij voor onze overtuiging gestaan?”
Waarom heeft de kerk niet eerder en niet meer de moed gehad om zich uit te spreken tegen misstanden? Het idee om te protesteren kwam onder het regime-Mubarak bij veel mensen echter eenvoudigweg niet op. Studenten zeiden na de revolutie tegen me: „We wisten in dit land niet dat we onze kritiek hardop konden uitspreken.” Christenen opereerden daarbij extra voorzichtig, omdat ze zich bewust waren van hun kwetsbare minderheidspositie, een besef dat natuurlijk ook nog steeds leeft.”
Hoe vertaalde zich dat tijdens de opstand tegen Mubarak?
„De kerk stelde zich aanvankelijk terughoudend op. De toenmalige koptisch-orthodoxe paus, Shenuda III, prees eind januari 2011 de jongelui die burgerwachten vormden en zei daarbij iets in de geest van: „Dat is jullie taak: niet demonstreren op het Tahrirplein maar je land en buurt beschermen tegen ontsnapte gevangenen.”
De rector van ons seminarie schreef in een nieuwsmail van 4 februari 2011 dat de demonstranten legitieme eisen hadden, maar dat de roep om het vertrek van Mubarak te ver leek te gaan, vooral omdat deze zich bereid had getoond tot concessies.
Er was echter niet sprake van één christelijke visie. Vanuit Kasr al-Dubara, de presbyteriaanse hoofdkerk vlak bij het Tahrirplein, werd de revolutie juist actief gesteund.”
En toen kwam de moslimbroeder Morsi aan het roer. In de begindagen leek die echter tamelijk open naar minderheidsgroepen zoals de christenen. Er zou een christelijke vicepresident komen en hij ontving verschillende malen kerkleiders. Hoe reageerden christenen daarop: wantrouwend of ook wel hoopvol?
„Er was van meet af veel wantrouwen tegen Morsi. Zijn eerste twee ontmoetingen met kerkleiders gaven sommige christenen wel enige hoop. Door de gang van zaken rond het opstellen van de nieuwe grondwet bleef er van die hoop echter weinig meer over. Christenen en liberale moslims vonden dat hier iets buiten hen om werd doorgedrukt. Het vertrouwen ontbrak dat er onder leiding van Morsi een brede eenheid kon worden bewerkstelligd.”
De afzetting van Morsi is door christenen breed gesteund. Hoe wordt er in de kerk eigenlijk gedacht over thema’s zoals gezag en revolutie?
„De Bijbelse notie van erkenning van het gezag van de overheid is zeker aanwezig in de kerk: Romeinen 13 staat ook in de Arabische Bijbel. Tegelijk leeft, juist ook sinds de revolutie van 2011, de gedachte dat er een grens kan worden bereikt. Er werd vóór Morsi gebeden, maar ook om verlossing van hem.
Ik heb overigens de indruk dat Egyptische christenen minder principieel antirevolutionair zijn dan gereformeerde christenen in Nederland. Egypte heeft de laatste honderd jaar diverse revoluties meegemaakt, elk met voor- en nadelen. Christenen kijken zodoende meer pragmatisch: staan we achter het doel of niet? In dat licht vonden christenen het alleszins gerechtvaardigd dat Morsi werd verdreven.”
De koptisch-orthodoxe paus Tawadros II stond naast legerleider Sissi toen deze de verdrijving van Morsi op televisie aankondigde. Bestaat daarmee niet het gevaar dat de kerk terugvalt in de meegaande houding tijdens het regime-Mubarak?
„Generaliserend gesproken stond de kerk inderdaad kritischer ten opzichte van Morsi dan van Sissi. Egyptische christenen benadrukken echter dat Tawadros, net als bijvoorbeeld de hoogste islamitische geestelijke, naast Sissi stond om te laten zien dat het hier niet om een militaire staatsgreep ging, maar om een ingreep uit algemeen landsbelang waar het volk zelf om riep.
Kritiek leveren op een regering, niet om haar ten val te brengen maar om haar in het goede spoor te houden, is in het Westen vrij gemakkelijk en geaccepteerd, maar ligt in de Egyptische cultuur ingewikkelder. Als je kritiek uitspreekt, dan wordt het sneller opgevat alsof je helemaal tegen bent.”
Zijn christenen zich door de revoluties meer Egyptenaar gaan voelen?
„Ja. ”Moslim en christen, hand in hand”, is een bekende leuze. Sommige moslims hebben kerken aangevallen, maar andere moslims hebben juist kerken beschermd, bijvoorbeeld door er in een lange keten omheen te gaan staan. Christenen voelen zich deze laatste weken zeker erkend in hun Egyptenaar-zijn. Kort na de revolutie van 2011 zag je ook op veel plaatsen vlaggen in de kerken, tot over het kruis en de kansel toe. Dat roept zeker bij mij als buitenlander ook wel vragen op: Hoe verhouden zich christelijke identiteit en Egyptische identiteit tot elkaar? En hoe evangelieverkondiging en politieke participatie?”
Hoe ziet u de toekomst?
„Vanuit westers perspectief ziet de toekomst van Egypte er vrij somber uit. De vrijheid van meningsuiting is ingeperkt en de moslimbroederschap wordt keihard aangepakt. Een spannende vraag is hoe er een balans gevonden kan worden tussen het aanpakken van radicale elementen in de broederschap en de politieke rechten van het gematigder deel van de beweging.
Bij veel Egyptenaren heerst echter een optimistischer gevoel: de moslimbroederschap heeft laten zien niet in staat te zijn het land zinvol te besturen en daarmee is het gevaar dat de politieke islam steeds meer de dienst gaat uitmaken afgewend. Het leger heeft ook niet zelf de macht gegrepen maar in elk geval formeel een burger-interim-president aangesteld. Daarnaast is het volk mondig geworden en zal het niet meer slaafs jarenlang een tweede Mubarak achternalopen.
Ondanks de uitgebrande kerken zien ook veel Egyptische christenen een opgaande lijn in de huidige ontwikkelingen. Onder Morsi was hun vooruitzicht duister, maar nu gaan ze te midden van de nodige zorgen met vertrouwen de toekomst tegemoet.”
Wat kunnen christenen in Nederland betekenen voor de kerk in Egypte?
„Egyptische christenen zeggen vaak: „Bid voor ons.” Ik wil die oproep herhalen en tegelijk de dank overbrengen aan al degenen die de afgelopen tijd in de kerk of thuis daadwerkelijk voor Egypte hebben gebeden of anderszins hebben meegeleefd.
De beelden van de tientallen uitgebrande kerken hebben begrijpelijkerwijs ook de vraag opgeroepen of wij vanuit Nederland de herbouw van die kerken kunnen financieren. Het bouwen van een kerk met westers geld ligt in Egypte echter even gevoelig als het bouwen van een moskee in Nederland met Arabisch geld en daarom is enige terughoudendheid gepast. De GZB en andere organisaties steunen de kerken in Egypte wel op allerlei andere manieren om op vruchtbare wijze kerk te zijn in eigen omgeving, waardoor spanning in de samenleving niet verder oplopen maar waar mogelijk juist worden overwonnen.”
Psalm 146 en de revolutie
Vanuit het principe ”Egypte is van de Egyptenaren” mengt De Wit zich uiteraard niet direct in de Egyptische politiek. In Egypte leeft echter wel sterk de vraag hoe zelfstandig kritisch te leren denken. Daarin probeert het seminarie een rol te vervullen. Aan de hand van bijvoorbeeld Psalm 146 probeert De Wit studenten verbanden te laten leggen tussen de Bijbel en de actualiteit. Hij legt uit hoe dat kan gaan.
„Dit najaar hoop ik college te geven over Psalm 146, een uitgesproken loflied. Kun je dat ook zingen in donkere dagen of vlucht je dan weg voor de realiteit? In Egyptische kerken, waarin soms zeer uitbundig lof gezongen wordt ook als het buiten donker is, is dat een vraag waar predikanten niet zomaar omheen kunnen. Vers 3 zegt „vertrouw niet op prinsen” (de Arabische Bijbelvertaling gebruikt voor prins een woord dat ook president betekent), maar bij Egyptenaren proef je vaak de behoefte aan een sterke man, of deze nu Mubarak of Sissi heet. Mag je zeggen dat God deze mannen ten goede gebruikt, of is het vals vertrouwen op mensen?
Vers 7 zegt dat God „de verdrukte recht doet” en „de hongerige brood geeft”: lees je dat als een belofte dat God zal zorgen, of als een oproep om dus zelf ook op te komen voor de rechten van verdrukte en armoede en honger te bestrijden?”
Vers 10 zegt: „De Heere zal in eeuwigheid regeren.” Gaat dit over theocratie? In Egypte is dat een zeer beladen woord waar christenen zich gewoonlijk verre van houden. Zij willen geen christelijke politieke partijen omdat dat islamitische politieke partijen in de hand zou werken. De ervaring met de moslimbroederschap heeft hen versterkt in de overtuiging dat religie en politiek gescheiden moeten blijven. Terwijl reformatorische christenen in Nederland klagen over seculiere tegenwind, snakten Egyptische christenen onder Morsi juist naar een zuchtje seculiere wind, omdat dit hun meer leefruimte geeft. Maar wat betekent dan wel de belijdenis dat God regeert?”
Dr. Willem-Jan de Wit (1974) groeide op in Bodegraven en studeerde theologie in Utrecht, Durham (GB), Tübingen en Grand Rapids. Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveerde hij op een proefschrift met de titel ”On the Way to the Living God”. Hij verkent daarin de mogelijkheden „om te leven op weg naar de levende God, juist ook in een context waarin kerk en christelijk geloof hun vanzelfsprekendheid hebben verloren.”
In 2008 werd De Wit vanuit de Noorderkerkgemeente (PKN) in Amsterdam via de GZB uitgezonden naar Egypte, waar hij aan het Evangelical Theological Seminary in Caïro Bijbelwetenschappen en systematische theologie doceert.
Op www.wjdw.nl schrijft De Wit regelmatig berichten over de ontwikkelingen en zijn werk in Egypte, die deels ook op weblogs.refdag.nl verschijnen.
Het Evangelical Theological Seminary in Caïro bestaat dit jaar 150 jaar. Naast de predikantsopleiding voor de presbyteriaanse kerk in Egypte (de ”synode van de Nijl”) en deeltijdopleidingen in Caïro, Alexandrië en Minya, biedt het seminarie een Engelstalige masteropleiding aan waarbij ook buitenlandse studenten welkom zijn die kerk en theologie in het Midden-Oosten beter willen leren kennen. Dit voorjaar opende het seminarie officieel het Center for Middle Eastern Christianity (CMEC).