Geschiedenis

Indiëveteraan Lindhoud naar Roermond om makkers te herdenken

SCHERPENISSE. „Het lichaam van een kameraad achterlaten, dat deden we nooit.” Dus bleef A. Lindhoud met een andere militair bij het lichaam van hun commandant, ook al waren ze omringd door een overmachtige vijand. „Ik ben in Nederlands-Indië vaak aan de dood ontsnapt.”

L. Vogelaar
6 September 2013 15:52Gewijzigd op 15 November 2020 05:41
Indiëveteraan A. Lindhoud was op Zuid-Sumatra vaak in groot gevaar. Morgen herdenkt hij in Roermond zijn makkers die omkwamen. ”Het is een wonder dat ik het heb overleefd." Beeld Wim van Vossen
Indiëveteraan A. Lindhoud was op Zuid-Sumatra vaak in groot gevaar. Morgen herdenkt hij in Roermond zijn makkers die omkwamen. ”Het is een wonder dat ik het heb overleefd." Beeld Wim van Vossen

Zaterdag gaat Lindhoud (86) weer naar Roermond. Elk jaar komen de Indiëveteranen daar bijeen om meer dan 6000 omgekomen kameraden te herdenken. „We zijn vaak in groot gevaar geweest. Het is een wonder dat ik het heb overleefd.”

Toen Lindhoud in februari 1947 in militaire dienst ging, was al direct duidelijk dat hij na een spoedopleiding naar Nederlands-Indië zou worden uitgezonden. De Nederlandse militairen probeerden daar orde en rust te herstellen, het gezag te handhaven en de burgers te beschermen tegen de vrijheidsstrijders.

„We hebben daar veel goed werk gedaan; daarom vind ik negatieve publicaties vaak eenzijdig”, zegt de veteraan uit het Zeeuwse Scherpenisse. „Ik kwam eens op Landgoed Bronbeek in Arnhem voor een vergadering van de Vereniging Oud-Militairen Indiëgangers (VOMI). Een van de monumenten op het landgoed is opgericht ter gedachtenis aan de slachtoffers van de dwangarbeid aan de Birma-Siamspoorlijn. Er stond een vrouw, huilend. Ze wees naar de naam van haar vader op het monument en zei: „Jongens, wat ben ik blij dat jullie zijn gekomen; anders hadden ze ons allemaal vermoord.”

Dat laatste gebeurde niet alleen door de Japanners, maar daarna –tijdens de Bersiap– door fanatieke Indonesiërs. Die doodden de Europeanen die net uit de jappenkampen kwamen.

In gebieden die we op de vrijheidsstrijders, de TNI, veroverden, troffen we een chaos aan. Vermagerd en vol zweren stonden de burgers in de rij om door onze hospik geholpen te worden. Uit dankbaarheid kwamen de mensen een afgeleefd mager haantje –meer hadden ze niet– brengen voor „toean dokter.” Toen we weg moesten, liep de hele kampong uit. Het gebied leefde op als wij er zaten. We zijn daar niet voor niets geweest.

Misstanden waren er ook, zoals de standrechtelijke executies waarvoor de Nederlandse regering nu excuses en een schadevergoeding aanbiedt. Maar over wat de tegenpartij heeft gedaan, hoor je niet. Het is erg eenzijdig. En het lijkt toch ook nergens op dat er gesproken wordt over rehabilitatie van de Nederlandse soldaten die werden gestraft omdat ze weigerden naar Indië te gaan?”

Afgeslacht

Lindhoud was nog maar 19 jaar toen hij naar het Verre Oosten moest. Bijna drie jaar zat hij als infanterist op het eiland Sumatra. „We zaten met een man of dertig op een buitenpost, slechts 25 kilometer bij het hoofdkwartier van de TNI vandaan. We werden er voor de leeuwen gegooid. Niet voor niets was ons tijdens de opleiding bijgebracht: „Bewaar de laatste kogel voor jezelf, want als je in hun handen valt…”

Een patrouille bestond uit slechts elf man. Meerdere keren zijn we in een hinderlaag gelopen. Die keer dat onze commandant werd doodgeschoten, dacht ik, terwijl ik achter m’n mitrailleur lag te vuren: We komen hier niet levend vandaan. Een van ons schoot echter een mortier af en de granaat viel midden in de groep peloppers van de TNI. Hun geweervuur was opeens voorbij.

Enkelen van ons gingen hulp halen. Met een kameraad bleef ik achter bij het lichaam van de commandant. Dan gaat er wel wat door je heen. Ik ben echt wel eens bang geweest, maar we gingen wel door. Er is ook een keer een patrouille van ons afgeslacht en afschuwelijk verminkt.”

In juni 1947 was Lindhoud vertrokken, pas in mei 1950 keerde hij terug. „Het is echt een wonder dat ik heelhuids thuisgekomen ben”, herhaalt hij. Ontroerd: „Ik had biddende ouders.”

Herdenking

Lindhoud hield contact met een dienstkameraad. „Maar het gebeurde wel dat we een hele avond praatten en aan het eind zeiden: We hebben het helemaal niet over Indië gehad. Na mijn pensionering kwam echter alles terug.”

Ieder jaar is Lindhoud op de laatste vrijdag van augustus present als bij het monument in Terneuzen 35 Zeeuws-Vlaamse militairen worden herdacht die in Indië omkwamen. Vaak draagt hij het vaandel van VOMI-Zeeland; „anderen vinden het te zwaar.”

Al een jaar of vijftien bezoekt de Zeeuwse veteraan de landelijke herdenking in Roermond, waar tienduizenden veteranen en hun familieleden elkaar jaarlijks ontmoeten. Tijdens de plechtigheid wordt in stilte gedacht aan de jonge levens die in Indië werden afgesneden. Lindhoud hoopt er morgen weer bij te zijn. „Zolang ik kan, ga ik naar Roermond om mijn makkers te herdenken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer