Buitenland

Toen en nu: Uitspraken van Obama over oorlogvoeren

Barack Obama blijkt steeds meer een heel gewone Amerikaanse president. Zijn Nobelprijs voor de vrede is geen garantie tegen eenzijdig optreden dat zijn voorganger blijvend kwalijk is genomen.

Redactie buitenland
6 September 2013 12:50Gewijzigd op 15 November 2020 05:41
Leidinggeven aan een crisis is voor Obama (op de rug gezien) anders dan campagne voeren. Foto: overleg zaterdag in de Situation Room van het Witte Huis. Links veiligheidsadviseur Susan Rice en minister Hagel (Defensie). Rechts vicepresident Biden en minis
Leidinggeven aan een crisis is voor Obama (op de rug gezien) anders dan campagne voeren. Foto: overleg zaterdag in de Situation Room van het Witte Huis. Links veiligheidsadviseur Susan Rice en minister Hagel (Defensie). Rechts vicepresident Biden en minis

Als presidentskandidaat spande Obama zich in voor terughoudendheid. Als Amerikaanse president zou hij bij internationale conflicten samenwerking zoeken met bondgenoten.

De kwestie Syrië stelt zijn retoriek behoorlijk op de proef. De toon waarop hij en zijn minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry, over de VN-Veiligheidsraad spreken („verlamd” door de Russische „obstructie”) lijkt kritischer dan van zijn voorganger George W. Bush.

Obama is hard bezig het Amerikaanse Congres warm te krijgen voor militair ingrijpen tegen de Syrische president Assad. Maar al vooraf is duidelijk dat er van een brede internationale samen­werking geen sprake is.

Zijn houding lijkt op sommige vlakken in strijd met de standpunten die Obama innam als jonge senator, als presidentskandidaat in 2008 en zelfs als president, toen hij tegenwicht probeerde te bieden aan het agressieve buitenlandbeleid van zijn Republikeinse voorganger George W. Bush. Obama zegt een Amerikaans buitenlands beleid voor te staan dat de voorkeur geeft aan onderhandelingen boven confrontatie, aan bescheidenheid boven diplomatieke bravoure en aan gemeenschappelijk optreden boven unilateralisme.

Deze gematigdheid is in het geding nu Obama het Congres heeft gevraagd om toestemming voor ingrijpen in Syrië.

Een opsomming van enkele uitspraken van Obama over militair ingrijpen uit het recente en het verdere verleden.

Over het Congres

Toen: „Op momenten van zelfverdediging staat de president in zijn grondwettelijke recht op te treden voordat het Congres om advies of instemming is gevraagd. De geschiedenis heeft ons evenwel keer op keer laten zien dat militair optreden het succes­volst is wanneer goedgekeurd en ondersteund door de wet­gevende macht” (antwoord op een vragen­lijst van The Boston Globe, december 2007).

Nu: „Als bevelhebber behoud ik me altijd het recht en de verantwoordelijkheid voor op te treden in het belang van de Amerikaanse veiligheid. Ik geloof niet dat ik verplicht was dit voor het Congres te brengen. Maar ik ben niet voor de sier naar het Congres gestapt. Ik denk dat het belangrijk is dat het Congres dit steunt” (persconferentie in Stockholm, 4 september 2013).

Over unilaterale actie

Toen: „In een wereld waarin gevaren zich verspreid openbaren en missies ingewikkelder zijn, kan Amerika niet alleen optreden. Amerika kan niet in zijn eentje de vrede bewaren” (toespraak bij ontvangst Nobelprijs voor de vrede, december 2009).

Nu: „Ik heb er geen moeite mee stappen te zetten zonder toestemming van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die, tot dusverre, volledig verlamd is geraakt en Assad niet ter verantwoording wil roepen” (opmerkingen in de Rose Garden van het Witte Huis, 31 augustus 2013).

Over oorlogshonger

Toen: „Het is makkelijker een oorlog te beginnen dan te beëindigen. Het is makkelijker anderen de schuld te geven dan naar jezelf te kijken, om de verschillen met een ander te benoemen dan de overeenkomsten te vinden. Maar we moeten het juiste pad kiezen, niet slechts het gemakkelijkste pad” (toespraak in Caïro, juni 2009).

Nu: „Het Amerikaanse volk wil, begrijpelijk, dat we ons richten op de wederopbouw van onze economie en op mensen weer aan een baan helpen. En ik garandeer u, niemand is de oorlog meer moe dan ik. Maar ik geloof ook dat een deel van onze verantwoordelijkheid als wereldleider is ervoor te zorgen dat een regime ter verantwoording wordt geroepen dat willens en wetens wapens die onder internationale normen verboden zijn, inzet tegen zijn eigen bevolking, onder wie kinderen” (opmerkingen tijdens een ontmoeting met leiders uit de Baltische staten, 30 augustus 2013).

Over rechtvaardiging

Toen: „Het gaat misschien niet altijd om kwesties over nationale veiligheid, maar ook morele kwesties spelen een rol. Als we met succes hadden kunnen ingrijpen in de Holocaust, wie van ons zou dan hebben gezegd dat we niet de morele verplichting hadden in te grijpen? (…) En daarom denk ik ook dat we ingrijpen, waar mogelijk, moeten beschouwen als onderdeel van onze belangen, ons nationaal erfgoed” (presidentieel debat, oktober 2008).

Nu: „Dit soort aanvallen is een uitdaging voor de wereld. We kunnen geen wereld accepteren waarin vrouwen en kinderen en onschuldige burgers op vreselijke schaal worden vergast. Dit soort aanvallen bedreigt de belangen van onze nationale veiligheid door gegrondveste internationale normen tegen het gebruik van chemische wapens te schenden (…) Als we duidelijk en beslissend, maar in beperkte mate, een waarschuwingsschot lossen en zeggen: ”Stop hiermee”, dan kan dat op de lange termijn van positieve invloed zijn op onze nationale veiligheid” (uitspraken tijdens een ontmoeting met leiders van de Baltische staten, augustus 2013).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer