Politie volgt 300 solistische dreigers
DRIEBERGEN (ANP). In Nederland zijn circa 300 mensen met psychosociale problemen die een dreiging vormen voor landelijk politici, leden van het Koninklijk Huis en andere hoogwaardigheidsbekleders. Ongeveer 13 tot 15 van hen vormen een groot risico. Dat zegt hoofdcommisaris Henk van Zwam van de politie vrijdag.
Het gaat om dreigers van wie de hulpverleners niet altijd weten hoe groot de risico’s zijn. Het merendeel is in de war, psychotisch, hoort stemmen, lijdt aan achterdochtwaanzin en uit bedreigingen via bijvoorbeeld internet. De politie heeft deze groep de afgelopen jaren in kaart gebracht, in de gaten gehouden en in veel gevallen hulp aangeboden om de dreiging die van hen uitgaat, te beteugelen.
Van Zwam is verantwoordelijk voor het proefproject Dreigingsmanagement, bedoeld om solistische dreigers tijdig in beeld te krijgen, dat ruim 2,5 jaar geleden begon. Minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) schrijft vrijdag aan de Tweede Kamer dat hij die proef wil doorzetten en uitbreiden. Zo wil hij dat de politie ook eenlingen die lokale bestuurders of mensen in het onderwijs bedreigen, gaat volgen. Volgens Opstelten blijkt dat een passende behandeling vaak effectiever is dan een strafrechtelijke aanpak.
Het proefproject werd opgetuigd na incidenten als de aanslag op Koninginnedag 2009 en de schreeuwer op de Dam (2010). Het team bestaat uit circa 12 mensen onder wie informatierechercheurs en psychologen. „Politie, marechaussee en geestelijke gezondheidszorg werken nauw samen. De ambitie was om in te grijpen en te kijken of we de juiste zorg kunnen verlenen om de risico’s zo veel mogelijk te beperken”, zegt Van Zwam. De groep met het hoogste risico, is een dynamische, legt hij uit. „Er komen mensen bij en er vallen mensen af. Bijvoorbeeld omdat mensen adequate behandeling of goede medicatie krijgen, waardoor iemand minder in de war is.”
De dreigers hebben vaak verschillende problemen. „We zien twee groepen”, zegt een psychiater van het team. „Aan de ene kant mensen die zorg mijden en niks of niemand vertrouwen. En aan de andere kant types die al wel zorg krijgen. Met die eerste groep proberen we contact te krijgen. We gaan er actief achteraan. Bij de tweede groep blijkt de zorg niet goed op de hoogte van de risico’s. In overleg kan de behandeling worden aangescherpt.”