Rooms-katholieke en protestantse martelaren
Onlangs zocht ik wat voorbeelden van protestantse martelaren in de zestiende eeuw. Ik had natuurlijk het dikke martelarenboek van Adriaen van Haemstede kunnen opslaan, en daar alle verhalen over Hendrik Voes en Jan van Essen, Jan de Bakker en Guido de Brès en Wendelmoed Claesdochter kunnen nalezen. Maar dat deed ik niet. Ik ging googelen.
Het resultaat verbijsterde me. Of je nu zoekt op ”martelaren” of ”martelaren” en ”zestiende eeuw”, steeds weer kom je terecht bij de martelaren van Gorcum. Pagina’s vol met googleresultaten. Zelfs als je gaat zoeken op –heel specifiek– ”protestantse martelaren”, komt er op de eerste twee Googlepagina’s slechts één resultaat dat echt over Hendrik Voes en Jan van Essen gaat, één over Willem de Volder en één over protestantse martelaren in Brugge. Tegenover tien (tien!) resultaten die betrekking hebben op de martelaren van Gorcum.
Voor wie de geschiedenis niet zo paraat heeft: de martelaren van Gorcum zijn negentien rooms-katholieke geestelijken die in 1572 door de geuzen op gruwelijke wijze zijn omgebracht. Hun verhaal vormt een zwarte bladzijde in de geschiedenis, een verhaal dat zeker niet vergeten mag worden.
Maar het is wél heel vreemd dat die negentien rooms-katholieke martelaren uit de zestiende-eeuwse Nederlanden zo’n prominente plek op internet hebben gekregen, terwijl de honderden, misschien wel duizenden protestantse martelaren die in diezelfde periode om het leven gebracht zijn, nauwelijks terug te vinden zijn.
Je zou bijna denken: dat is de onzichtbare macht van het Vaticaan, die zich ook uitstrekt tot de digitale informatiekanalen – een rooms-katholiek complot, bedoeld om de geschiedenis te herschrijven en zwarte bladzijden uit de kerkelijke geschiedenis onzichtbaar te maken.
Zo’n vreemde gedachte is dat eigenlijk niet, want vanouds hebben kerkelijke geschiedschrijvers de naam dat ze álles doen om het gelijk van de eigen groep te bewijzen, desnoods via geschiedvervalsing.
Nog in 1913 wordt Calvijn in de ”Catholic Encyclopaedia” afgeschilderd als despoot die met harde hand over Genève regeerde en daarbij over lijken ging. Terwijl protestantse geschiedschrijvers zelfs rond het begin van de twintigste eeuw nog hun uiterste best doen om het bestaan van pausin Johanna te bewijzen – hoe dubieus dat verhaal ook is, de protestantse historici kunnen maar moeilijk afstand doen van de overspelige pausin als zoveelste bewijs van de corruptie van het pausdom.
Toch geloof ik uiteindelijk niet echt dat er zulke kerkpolitieke schema’s achter de Googlepagina’s schuilgaan. De verklaring is veel simpeler. De martelaren van Gorcum (inmiddels heilig verklaard) hebben sinds de negentiende eeuw hun eigen kapel –inmiddels een kerk– in Brielle, waar ze om het leven kwamen. Nog altijd worden daar elk jaar een bedevaart en een herdenkingsdienst gehouden. Die jaarlijkse herinnering aan de martelaren van Gorcum maakt dat ze ook steeds opnieuw opduiken in tentoonstellingen, artikelen, tv-programma’s of websites over religie in de zestiende eeuw.
Het echte probleem is dus dat wij protestanten ons vandaag niet genoeg om die vele protestantse martelaren bekommeren. We houden in het algemeen steeds minder van geschiedenis (het aanbod van de christelijke boekhandels spreekt boekdelen) en dus raken we het contact kwijt met de traditie.
Maar willen we de namen van de protestantse martelaren in herinnering houden, dan zullen we daar iets voor moeten doen. Boeken en artikelen schrijven, websites maken, verhalen vertellen voor de klas en in de kerk, misschien een tentoonstelling organiseren. Niet alleen bezig zijn met de successen uit de protestantse geschiedenis –de reformatoren en nadere reformatoren– maar ook met de mensen met wie het hier op aarde níét goed afliep. Misschien zit daar wel het echte probleem: dat wij protestanten ons een levenshouding als die van de zestiende-eeuwse martelaren bijna niet meer kunnen voorstellen.
Reageren? beeldenstorm@refdag.nl