Analyse: Gebrek aan bondgenoten, Obama zoekt rugdekking in Congres
APELDOORN. De steun voor ingrijpen in Syrië die president Obama nu in het Amerikaanse parlement zoekt, moet de legitimatie vormen die hem elders ontbreekt. Ook een grootmacht wil immers een overtuigend verhaal hebben.
Nu Groot-Brittannië niet meer meedoet, voelt ook Amerika zich ietwat kwetsbaar. Frankrijk steunt Obama wel, maar dat is geen doorgewinterde bondgenoot.
In een presidentieel systeem, zoals in Amerika en Frankrijk, heeft de president geen parlementaire toestemming nodig om de troepen eropuit te sturen. Die is alleen vereist bij een oorlogsverklaring, wat nauwelijks voorkomt. In een parlementair systeem zoals in Nederland of Duitsland ligt dat heel anders. Groot-Brittannië heeft ook een parlementair systeem, maar de bevoegdheden van de koningin (lees: de premier) zijn op militair gebied groot. Officieel had premier Cameron het Lagerhuis niet nodig.
Samen met de Britten durfde Obama vorige week nog wel te zeggen dat er geen VN-mandaat nodig was. Als twee grootmachten het samen eens zijn, suggereert dat immers ook een zekere legitimatie.
Maar door de tegenstem in het Britse Lagerhuis zijn twee dingen duidelijk geworden. Ten eerste dat de twijfel over de zin en onzin van deze actie heel diep zit. En dat parlementariërs na de nederlagen in Irak hun politieke leiders niet meer blindelings volgen.
Ook de steun van Frankrijk zou Obama rugdekking kunnen geven. Maar blijkbaar wil het Witte Huis hier niet op blindvaren. Frankrijk is meestal immers meer concurrent dan coalitiepartner. Tien jaar geleden, rond de invasie in Irak, stonden de presidenten Bush en Chirac lijnrecht tegenover elkaar en schaarde Parijs zich –net als Berlijn– aan de kant van Moskou.
Chirac richtte zich toen op twee punten: de geloofwaardigheid van het bewijs en de noodzaak van een VN-mandaat. President Hollande mag op beide punten anders denken, maar Obama weet heel goed dat hij juist op deze punten minstens even zwak staat.
Het lijkt erop dat veel landen andere posities innemen dan in 2003. Duitsland steunde de Verenigde Staten al heel vroeg. Pas toen de Britten zeiden om een VN-mandaat te gaan vragen, zeiden ze dit wenselijk te vinden.
Italië, Spanje en Polen stelden zich in 2003 pal achter Amerika op. Nu houden ze zich sterk op de achtergrond. Een gezamenlijk EU-standpunt zit er dus niet in.
Ook Nederland is beslist voorzichtiger. Minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) heeft meermalen uitgesproken dat hij het Amerikaanse bewijs graag wil zien. Toch zal Nederland zich wel achter Amerika opstellen zodra de bommen gaan vallen.