Noorse zalmkweek zakt weg in diep dal
De Noorse zalmkweekbranche zit na een lange periode van groei en bloei in een forse crisis. De langs de kust gekweekte vissoort brengt veel minder op dan in het verleden en de tijd dat de Noren de hegemonie hadden op de wereldmarkt voor zalm is ook al voorbij. Van een aandeel van 80 procent in de wereldwijde afzet is de Noorse zalmexport gedaald naar nu nog maar 40 procent.
De oorzaak van het gekelderde zalmprijsniveau is duidelijk: andere landen zijn meer gaan kweken, maar Noorwegen niet minder. De vraag naar zalm op de wereldmarkt hield daarentegen het groeitempo niet bij en dus werd de vis goedkoper. Drie jaar geleden leverde een kilo zalm de kwekers nog 5 à 6 euro per kilo op, afgelopen zomer lag de prijs op nog niet eens de helft. Wel is er daarna enig herstel ingetreden, maar de weg terug naar de top is lang en de vraag is of deze ooit weer zal worden bereikt.
Nog een paar cijfers illustreren de neergaande trend: in het topjaar 2000 exporteerde Noorwegen 400.000 ton zalm voor omgerekend 1,6 miljard euro. Vorig jaar was het volume 22.000 ton groter, maar was de opbrengst een stuk lager, namelijk 1,2 miljard euro. Faillissementen in de bedrijfstak zijn bijna aan de orde van de dag en de producerende en verwerkende zalmconcerns duiken in de rode cijfers.
Ook het Nederlandse Nutreco, een van de grote spelers in Noorwegen, weet mee te praten over slechte financiële resultaten. Concurrenten als PanFish en Fjord Seafood moesten hun toevlucht nemen tot reddingsoperaties op de kapitaalmarkt om het hoofd boven water te houden. PanFish had in 2000 nog een beurswaarde van ruim 1 miljard euro. Momenteel zou het bedrijf nog maar een fractie van dat bedrag opbrengen en hetzelfde geldt voor spelers als Domstein, de Lerøy Seafood Group en het genoemde Fjord Seafood.
Visserijminister Svein Ludvigsen durft de sector uiteraard al helemaal geen garanties te geven dat de goede tijden weer terugkeren, hoewel de Noorse overheid sterk regulerend optreedt. Niet alleen door de toedeling van productievergunningen (aquacultuurlicenties), maar ook door de quotering van het visvoer. Wel erkent Ludvigsen dat er wat moet worden gedaan, want als het zo doorgaat als nu, dreigt de hele Noorse zalmbedrijfstak te worden weggevaagd. „Veel kapitaal is al vernietigd”, stelt hij vast.
Daar heeft de regering natuurlijk geen belang bij, want zalm is een belangrijke bron van inkomsten en werkgelegenheid. De regering wil juist de rol van de viskweek -de aquacultuur- als middel van bestaan zien groeien. Op het moment is de olie- en gaswinning in de Noordzee nog een belangrijke bron van welvaart. Ooit raken echter de reservoirs onder de zeebodem leeg en dan moet er een alternatief zijn opgebouwd, zo luidt de politiek breed aanvaarde filosofie.
De aquacultuur is derhalve gedoodverfd als de toekomstige Noorse bedrijfstak nummer één, mede vanuit de gedachte dat bij een verstandige aanpak deze bron van inkomsten nooit zal opraken. Behalve zalm, nu de verreweg overheersend gekweekte soort, zal het daarbij ook gaan om een reeks andere soorten, waaronder kabeljauw en platvis. Daarmee wordt druk geëxperimenteerd en op bescheiden schaal is men met de kweek ook al commercieel aan de gang.
Ludvigsen staat zeker niet afwijzend tegenover een actief helpende hand van de kant van de overheid om de bedrijfstak weer gezond te maken, maar gelooft niet dat dit betekent dat er moet worden gedacht in termen van financiële steun. Volgens hem is er een mentaliteitsverandering nodig in de sector en moet er voortaan onderscheid worden gemaakt tussen politiek en commercie.
Met andere woorden: de regulerende rol die de overheid heeft bij de vaststelling van de productieomvang moet naar de mening van Ludvigsen op de schop. „De ondernemers zullen zelf de verantwoording moeten gaan nemen voor het evenwicht tussen vraag en aanbod. En als de bedrijfstak zijn deel doet, zullen wij in de regering ons werk doen. Dan zullen wij ervoor zorgen, dat de bureaucratie en rapportering worden gereduceerd en de heffingen als uitvloeisel daarvan worden verlaagd”, zo appelleert de visserijbewindsman aan het eigen initiatief van de aquacultuur.
Ludvigsen wil meteen de daad bij het woord voegen, want hij is van plan met ingang van 2005, dus in feite al over een jaar, de voerquotering af te schaffen. De kwekers kunnen dan inderdaad net zoveel vis produceren als ze zelf willen, even afgezien van de beperkingen die vastzitten aan de milieuregels.
Ludvigsen ziet verder wel degelijk licht aan de horizon. Zalm is ongeacht de huidige overproductie een gewild product gebleven, want de afzet is dit jaar (in tegenstelling tot de prijzen) andermaal gegroeid. „Er is nog nooit zoveel zalm verkocht als nu. Dat laat zien dat het groeipotentieel van de bedrijfstak groot is”, aldus de bewindsman.