Een oplossing voor de kwestie Cyprus
”Het eiland van de liefde” wordt Cyprus wel genoemd. De Griekse godin van de liefde, Aphrodite, zou hier zijn geboren. De geschiedenis van het eiland is echter allesbehalve een ”lovestory”. Neem alleen maar de laatste paar eeuwen. Aan het eind van de Middeleeuwen zwaaiden Venetiaanse kooplieden hier de scepter. In 1571 veroverden de Osmanen, tegenwoordig de Turken, vanuit strategisch oogpunt het eiland.
Toen Griekenland in 1831 onafhankelijk van het Osmaanse rijk werd, zochten de Cyprioten aansluiting bij Griekenland. De Osmanen duldden dit niet. De Cypriotische leiders die een potentieel gevaar vormden, werden stuk voor stuk opgepakt en geëxecuteerd.
In 1871 bezetten de Britten het eiland. De Griekse Cyprioten juichten de komst van de Britten toe. Zij hoopten dat het verblijf van de Britse troepen van tijdelijke aard zou zijn. De Turkse Cyprioten, pakweg 20 procent van de bevolking, hoopten van niet. Zij zouden dan Grieks staatsburger worden en daar voelden ze weinig voor. Uiteindelijk werd het eiland als kroonkolonie aan het Britse rijk toegevoegd.
In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw ontstonden er onder de Griekse Cyprioten bewegingen die ”enosis”, aansluiting, wilden met Griekenland. Rellen waren het gevolg. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er in 1947 enige vorm van zelfbestuur, maar de orthodoxe Griekse Cyprioten namen hier geen genoegen mee.
Vanzelfsprekend verzetten de islamitische Turkse Cyprioten zich tegen aansluiting. Hulp vonden ze bij de Britten. De Griekse guerrilla, die in de tweede helft van de jaren vijftig losbrandde, richtte zich nu zowel tegen de Britten als tegen de Turkse nationalisten, die op hun beurt streefden naar deling in een Grieks en een Turks deel. De guerrilla ontaardde al snel in een burgeroorlog, ten gevolge waarvan vele Griekse en Turkse Cyprioten op de vlucht sloegen uit hun gemengde dorpen.
Uiteindelijk werden Groot-Brittannië, Griekenland en Turkije het in 1959 eens over de onafhankelijkheid van Cyprus. Een jaar later stond het eiland op eigen benen. De grondwet bestendigde de verdeeldheid tussen de Griekse meerderheid en de Turkse minderheid. Zo was een vast aantal zetels in het parlement gereserveerd voor Grieken en Turken, was de president een Griekse Cyprioot en de vice-president een Turkse Cyprioot.
Eind 1963 brak opnieuw een burgeroorlog uit en weer vluchtten vele Turkse Cyprioten uit de gemengde dorpen en steden weg. In 1974 pleegde een kleine groep Griekse Cyprioten met op het eiland gestationeerde Griekse troepen een staatsgreep. Dit lokte een Turkse invasie uit. Toen hetzelfde jaar nog een wapenstilstand werd gesloten, hadden Turkse troepen 37 procent van het eiland bezet. Als gevolg van de staatsgreep en de oorlog was de etnische scheiding compleet: de Griekse Cyprioten in het zuiden en de Turkse Cyprioten in het noorden, gescheiden door een gedemilitariseerde bufferzone.
De Republiek Cyprus eist nog altijd het alleenvertegenwoordigersrecht op voor alle inwoners van het gehele eiland, maar door het bestaan van de in 1983 uitgeroepen Turkse Republiek Noord-Cyprus, die alleen door Ankara wordt erkend, oefent de republiek in feite alleen zeggenschap uit in het zuidelijke deel. Om de onafhankelijkheid te waarborgen heeft Ankara 35.000 man troepen op het Turkse deel van het eiland gestationeerd. Keer op keer zijn er onderhandelingen geweest over hereniging, maar even zovele keren zonder resultaat. Sinds afgelopen maandag zitten de Griekse en Turkse Cyprioten op het vliegveld van Nicosia onder auspiciën van de Verenigde Naties echter opnieuw rond de tafel en nu rekenen diplomaten op een doorbraak. Vanwaar dit optimisme?
Dat komt doordat men van Turkse zijde water bij de wijn heeft gedaan. Zo eist de Turks-Cypriotische leider Denktash niet langer erkenning van zijn republiek en stelt hij de toetreding van Turkije tot de Europese Unie niet langer als voorwaarde voor het EU-lidmaatschap van Cyprus.
Met name het feit dat de toetredingsonderhandelingen van de Griekse Cyprioten met de EU nog voor het einde van dit jaar afgerond zullen worden, heeft tot andere inzichten geleid. Als voor eind 2002 geen politieke oplossing voor de kwestie Cyprus wordt gevonden, loopt Turkije gevaar een bezettingsmacht van EU-gebied te worden. Daar moet Turkije natuurlijk niet aan denken, omdat het zelf wil toetreden tot de EU.
Het is te hopen dat er na bijna dertig jaar een oplossing wordt gevonden voor de kwestie Cyprus. Ook al was de Turkse invasie in 1974 legitiem, de feitelijke bezetting van het noordelijke deel van het eiland is dat niet. Anderzijds is de vraag of een vreedzaam samengaan van Griekse en Turkse Cyprioten anno 2002 mogelijk is. In West- en Oost-Duitsland en Noord- en Zuid-Korea waren en zijn families verdeeld die elkaar moeilijk en soms absoluut niet konden bezoeken. Dat is niet te tolereren.
Maar dat is op Cyprus niet het geval. Door de deling zijn christelijke Grieken gescheiden van islamitische Turken. Waarschijnlijk is het beter de twee bevolkingsgroepen op de een of andere manier van elkaar te scheiden. Bijna dertig jaar lang zijn er bij de kinderen op school allerlei vooroordelen ingestampt. Turkse leerlingen hoorden uitsluitend over bloedbaden aangericht door de Grieken en Griekse scholieren werd de gewelddadige invasie van de Turken onderwezen. Bij beide bevolkingsgroepen zijn er bovendien nationalisten die zich laten leiden door gevoelens van haat. Hoe groot is hun invloed als er sprake is van een incident waarbij een Turkse en een Griekse Cyprioot betrokken zijn?
Sommige Griekse Cyprioten vragen zich daarom terecht af of ze wel zo blij moeten zijn als er een hereniging komt. Bijna dertig jaar lang hebben ze erom gevraagd, maar nu puntje bij paaltje komt twijfelen ze. Een eventuele oplossing zal in een referendum worden voorgelegd aan de twee bevolkingsgroepen, maar het is de vraag of daar positief op wordt gereageerd.
Vooralsnog is Cyprus niet het eiland van de liefde.