Cijfers van christelijke martelaren lopen uiteen
CAROL STREAM. De cijfers van het aantal christenen dat vorig jaar is gestorven om het geloof lopen sterk uiteen. Jubilee Campaign spreekt over 1200 martelaren. Het Centrum voor studie van het wereldwijde christendom over 100.000.
Dat concludeert journalist Sarah Eekhoff Zylstra in een artikel dat donderdag is gepubliceerd op de website van het Amerikaanse opinieblad Christianity Today.
Circa zeven van de tien christenen die afgelopen jaar stierven vanwege hun geloof kwamen uit Nigeria, beweerde een rapport van Jubilee Campaign dit voorjaar. De christelijke mensenrechtenorganisatie telde in totaal 1000 martelaren in Nigeria. Een paar weken later meldden medewerkers van het Vaticaan aan de Verenigde Naties dat er wereldwijd 100.000 christenen zijn gedood in 2012.
Open Doors telde vorig jaar 1200 martelaren, bijna evenveel als Jubilee Campaign. Het Centrum voor studie van het wereldwijde christendom aan het Gordon-Conwell Theological Seminary in de Verenigde Staten is het eens met het Vaticaan, en noemt een honderdvoudige van dat aantal.
Definitiekwestie
Deze ongelijke berekeningen vragen aandacht voor de methode waarop onderzoekers meten, stelt Eekhoff Zylstra. „Een groot deel van de discrepantie tussen de aantallen is te verklaren uit de manier waarop onderzoekers het begrip martelaar definiëren. Ook dubbeltelling komt voor.” De definitie van martelaar die het Centrum voor studie van het wereldwijde christendom hanteert, is „een gelovige in Christus die zijn leven voortijdig heeft verloren, als getuige, als gevolg van menselijke vijandigheid.”
Het is het aspect van getuige-zijn dat de telling lastig maakt, stelt Eekhoff Zylstra. „De Amerikaanse onderzoeker dr. Todd. M. Johnson, directeur van het CSGC, telt bijvoorbeeld alle christenen die doelwit zijn vanwege hun geloof of etniciteit, die zijn gedood tijdens het bijwonen van een kerkdienst of kinderen van christenen die zijn vermoord. Zijn aantal van 100.000 is een zorgvuldig opgebouwd gemiddelde van de afgelopen tien jaar.”
Johnson beweert dat aan het eind van de twintigste eeuw en het begin van de eenentwintigste eeuw met name twee situaties zijn waarbij veel christenen omkwamen: het bloedblad van christenen in Zuid-Sudan en de genocide in Rwanda. Toen Nik Ripken, een Amerikaanse zendeling die een expert is op het gebied van de vervolgde kerk in islamitische context, Zuid-Sudan bezocht om het aantal martelaren te onderzoeken, kon hij deze aantallen niet bevestigen. Hij merkte wel op dat er veel sterfgevallen waren in christelijke gezinnen. „Maar culturele christenen die gedood worden in een politiek of etnisch conflict zijn niet perse getuigen van hun geloof. Zij vallen niet onder het begrip martelaren”, concludeert Ripken.
De christelijke exodus uit Irak noemt de zendeling als tweede voorbeeld. „Is dat echt vervolging? Absoluut. Was het omdat Iraakse christenen hun geloof met hun buren deelden? Nee, het was sektarisch geweld van moslims tegen christenen. Veel van deze christenen kunnen ons niet vertellen wie Jezus is.”
Frans Veerman, die bij Open Doors verantwoordelijk is voor de ranglijst christenvervolging, is het met Ripken eens. „Het aantal van 100.000 door Johnson is zwaar overdreven.” De 1200 van Open Doors noemt hij echter aan de lage kant.
Grijs gebied
Er is een groot grijs gebied rond de kwestie van de martelaren, zegt Veerman. „Als christenen worden geïsoleerd, gebrek hebben aan schoon drinkwater en medische zorg vanwege hun geloof en zij overlijden, zijn het dan martelaren? In strikt formele zin niet. Maar als je de achtergronden van hun dood bestudeert, kun je zeggen van wel.”