„Einde intensieve veehouderij nabij”
Het einde van de intensieve veehouderij is nabij. Varkens- en pluimveehouders, maar ook veehouders met veel melkkoeien kunnen hun bedrijfsvoering daarom maar beter drastisch veranderen.
Dat zei minister Veerman van Landbouw maandag in het Gelderse Beesd tijdens de afsluiting van het nationale debat over de intensieve veehouderij.
Hij benadrukte dat de overheid geen geld uittrekt om noodlijdende bedrijven overeind te houden. Om de intensieve veehouderij toch tegemoet te komen, overweegt de bewindsman fiscale steun te geven aan boeren die omschakelen naar een duurzame en winstgevende productiemethode. Hoe hij dat plan precies wil vormgeven, zal in december blijken als Veerman zijn definitieve plannen bekendmaakt.
De intensieve veehouderij heeft volgens de minister alleen maar toekomst als ze meer oog krijgt voor het milieu- en dierenwelzijn. De sector moet zich in de toekomst vooral richten op de koopkrachtige markt in de driehoek Londen-Berlijn-Parijs. „De rest van de wereld kunnen we niet winnen, dat moeten anderen maar doen”, aldus Veerman.
De boeren moeten verse producten gaan leveren, want „concurreren puur op kostprijs kan de sector niet aan.” Hij onderstreepte dit met een voorbeeld: De kostprijs van 1 kilo kipfilet is in Nederland 3,72 euro, in Brazilië daarentegen slechts 1,58 euro. Als straks de beschermende tariefmuren om Europa wegvallen, kan de Nederlandse kippenhouder wel inpakken, concludeerde de minister.
Het zijn de bedrijven zelf (boeren en veevoerleveranciers) die, samen met de supermarkten, de omslag naar duurzame veehouderij moeten maken, vindt Veerman. „Ik kom niet in beweging.”
Het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) is het met hem eens. „Structureel ingrijpen door de overheid is niet meer van deze tijd.”
De supermarkten zijn inmiddels aan de slag gegaan en werken in Europa aan vergaande harmonisatie van eisen voor de inkoop van vlees en eieren. Daarnaast plegen ze „extra inspanningen” om voldoende biologische producten in de schappen te krijgen.