Ouder onderschat seksuele activiteit tiener
AMSTERDAM. Ouders onderschatten vaak hoe seksueel actief hun kinderen zijn. Dat blijkt uit onderzoek dat het tijdschrift J/M voor ouders donderdag publiceerde.
Voor de studie vroeg het blad 684 ouders of zij met hun kinderen (in de leeftijd van 4 tot 17) over seksualiteit praten en wat zij vernemen van de activiteit van hun tieners op dit terrein. Voor de leeftijd 12-plus werden de resultaten vergeleken met eerder onderzoek van kenniscentrum Rutgers WPF waarin de jongeren werden bevraagd op hun seksuele ervaringen.
„Het verschil tussen wat wij dénken dat onze tieners doen en wat zij in werkelijkheid doen is groot”, concluderen de onderzoekers. Ouders van 12- en 13-jarigen vergissen zich bijvoorbeeld in tongzoenen (13 procent denkt dat hun kind dat weleens heeft gedaan, terwijl dat in werkelijkheid al 32 procent is) en onderschatten verliefdheid (67 procent tegenover 87 procent).
De verschillen op 16-jarige leeftijd zijn nog groter als het gaat over de inschatting of kinderen al seksuele ervaring hebben of niet. Van de ouders denk 20 procent dat hun zoon of dochter manuele seks heeft, terwijl uit het onderzoek onder tieners blijkt dat dit 52 procent is. Voor wat betreft geslachtsgemeenschap liggen die percentages iets lager, maar het verschil tussen verwachting en praktijk is net zo groot: de ouders gaan uit van 16 procent, terwijl 43 procent van de jongeren aangeeft omgang te hebben gehad.
Opvallend genoeg overschatten ouders het kijken van porno, zowel het kijken van blaadjes als via internet.
In de studie gaf 85 procent van de ouders aan niet of nauwelijks over seksualiteit te praten met kinderen onder de 10 jaar. „Een gemiste kans, want het is makkelijker om met een jong kind hierover te praten dan met een (bijna) puber”, stellen de onderzoekers.
Verder vindt driekwart van de ouders dat jongeren tegenwoordig op veel te jonge leeftijd met seks bezig zijn. Slechts 8 procent maakt zich helemaal geen zorgen over de invloed van de huidige seksuele moraal en gewoonten op hun kinderen.
Gelden deze resultaten ook voor het reformatorische jongeren? Pedagoge Brons-van der Wekken wil daar geen harde uitspraken over doen. „Daar moet je echt onderzoek naar doen.” Een vergelijkende studie naar de seksuele activiteit van jongeren en hoe ouders dat inschatten, is bij haar weten niet gedaan voor christelijke jongeren. „Het zou me wel bevreemden als het heel anders ligt.”
Ze herkent in ieder geval het beeld dat ouders het moeilijk vinden om met jonge kinderen over seksualiteit te praten. „Bij ons is dat ook een zwaar onderwerp waar een taboe op rust.” Om ouders handvatten te geven voor de seksuele opvoeding schreef Brons het boek ”Blozen mag”. „Ik denk dat het goed is er op een natuurlijke manier in de kindertijd over te beginnen. Het is voor hen dan nog geen beladen onderwerp, omvangen met schaamte.”
Het is belangrijk dat ouders in de kinderjaren een evenwichtige basis leggen, zegt Brons. „Door op een rijke manier te spreken over intimiteit. Het is kwetsbaar, maar ook mooi.”
Ze weet dat gewetensvorming rond seksualiteit moet plaatshebben voor het tiende jaar. „In de puberteit zijn ze daar minder vatbaar voor. Dan wordt de mening van de groep belangrijker.”