Commentaar: Geloofstoerusting via internet kan plaats kerk niet innemen
Verkondiging en geloofstoerusting via internet staat in ons land nog in de kinderschoenen, zeker in vergelijking met Amerika. Het aantal sites dat in ons land een goed gerucht voortbrengt, is betrekkelijk klein.
Deels heeft dat te maken met de afstanden. Die zijn in ons land veel geringer dan in de VS. Wie een prediker of een lezing wil horen, is in Nederland betrekkelijk snel op de plaats waar het gebeurt. In Amerika is dat veel moeilijker. Voor een ander deel is dat het gevolg van een grotere gereserveerdheid onder orthodoxe gereformeerden in ons land om moderne technieken te gebruiken.
Die huiver is niet nieuw. Toen bijna vijftig jaar geleden voor het eerst preken met een bandrecorder werden opgenomen, waren er nogal wat predikanten die niet wilden dat hun overdenking „werd ingeblikt.” Daar was volgens hen „het leven uit.” Nog weer vijftig jaar eerder leefden er bezwaren tegen geluidsinstallaties. Inmiddels praat niemand er meer over.
Tegen die achtergrond is het verklaarbaar dat er binnen reformatorische kringen reserve bestaat tegenover het uitbrengen van preken of lezingen door middel van moderne communicatiekanalen. De vraag is echter of deze bezwaren op termijn ook weer zullen wegebben.
Dat zullen ze als de bezwaren zich vooral richten op de technische component. De geschiedenis heeft bewezen dat wanneer dat gebeurt, ze op de langere duur niet houdbaar zijn. Vroeg of laat haalt de praktijk dan de theorie in. En in alle eerlijkheid: wie kan volhouden dat het horen van de stem van de prediker via een geluidsdrager wel acceptabel is en dat het niet aanvaardbaar is niet alleen de spreker te horen maar ook te zien? Principieel is daar geen afdoend argument tegen in te brengen. Bovendien kan het luisteren worden gestimuleerd als men de spreker ziet.
Er zijn echter andere, zwaarwegender aspecten die om bezinning vragen. Zonder te willen beweren dat er niets goeds op dit terrein gebeurt, is wel het probleem dat initiatieven meestal niet genomen worden door gevestigde kerken, maar door particulieren die hun eigen visie of accenten willen uitdragen. Dat betekent dat ambtelijk toezicht –hetgeen essentieel is binnen het gereformeerde kerkrecht– hier nauwelijks vat op heeft.
Tweede is dat geloofstoerusting via internet gemakkelijk een alternatief kan worden voor kerkelijk onderwijs. Dat geldt temeer omdat de praktijk heeft bewezen dat er rondom sites vaak snel een gemeenschap van gelijkgezinden ontstaat. In Amerika zijn er inmiddels voorbeelden dat de kerkgang taant omdat mensen zich geestelijk denken te kunnen laven aan preken en „geloofsgesprekken” via internet. Zo ontwikkelt zich een gemeenschap buiten de kerk. Overigens zonder dat het gemeente-zijn werkelijk gestalte krijgt.
Het grote bezwaar is te veronderstellen of gaandeweg te gaan denken dat een virtuele gemeenschap de plaats in kan nemen van de daadwerkelijke gemeente, waar onderlinge samenkomsten, persoonlijke gesprekken en ambtelijke leiding wezenlijke elementen van zijn.