Opinie

Spotten met de Koningin

10 November 2003 11:51Gewijzigd op 14 November 2020 00:42

Premier Balkenende en minister Donner van Justitie maken zich zorgen over het kaliber van en de veelheid aan grappen en spottermijen over het koningshuis. Beiden vinden dat de permanente grappenregen schadelijk is voor de monarchie, te meer omdat de Koningin soms woorden in de mond worden gelegd waartegen ze zich niet verdedigen kan. Met name het grote aantal nepkoninginnen en namaakprinsen in televisieprogramma’s en toneelstukken ergert de bewindslieden.De twee ministers doen een beroep op programmamakers om grotere terughoudendheid te betrachten. Zij zouden het op prijs stellen als samenstellers van satirische programma’s zich bezonnen op de vraag of iets wel of niet kan. De ministers overwegen geen maatregelen of juridische stappen tegen dit gespot. Dit zou ook nauwelijks kunnen. In een samenleving waar de vrijheid van meningsuiting zo ongeveer het hoogste goed is, breekt gemakkelijk een orkaan van verzet los als er ook maar een vinger naar dit recht wordt uitgestoken. De waarschuwing dat deze vrijheid gemakkelijk kan omslaan in losbandigheid schuiven vertegenwoordigers uit de wereld van kunst en media nogal eens terzijde door te verwijzen naar het zelfregulerend vermogen van die sectoren.

In de praktijk blijkt dat niet veel meer dan een doekje voor het bloeden. Vandaar dat al bij voorbaat vaststond dat de oproep van de twee bewindslieden zou leiden tot meer herrie en hoon in plaats van tot bezinning en beperking.

Natuurlijk is het niet zo dat er op het koningshuis geen enkele kritiek mogelijk is. Kritisch zijn moet kunnen. De koninklijke familie bestaat niet uit mensen zonder fouten en gebreken. Ook de Bijbel stelt geregeld het falen en feilen van de verschillende vorsten kritisch aan de orde. Een belangrijk deel van de orthodox-protestantse kring, waar de liefde voor het Oranjehuis in het algemeen groot is, vergeet dat laatste nogal eens. Aanmerkingen op het koningshuis worden onmiddellijk uitgelegd als aantasting van de waardigheid van het vorstenhuis. Niet vergeten mag worden dat leden van de koninklijke familie soms zelf ook aanleiding geven tot op- en aanmerkingen.

Ook in voorgaande eeuwen was er kritiek op het koningshuis. In hekeldichten, satirische toneelstukken en pamfletten stelden auteurs soms „het dwaas gedrag der vorsten” aan de kaak. Satire is dus niet nieuw. Maar vroeger werd deze in bijna alle gevallen bedreven vanuit het besef dat er grenzen waren aan wat acceptabel was en met de overtuiging dat het koningschap als zodanig niet ter discussie mocht worden gesteld. De gedachte dat de overheid een van Hogerhand geschonken instelling is en de algemene fatsoensnormen deden veel hekeldichters maat houden.

En goede satire wordt geschreven met pijn in het hart. Mutatuli schreef: „De vlijm der satire wondt niet naar buiten, voor ze ’t eigen hart griefde, waarin de satire geboren werd.” Die pijn blijkt nauwelijks of in het geheel niet uit de satirische producties waar de premier zich over opwindt.

Bovendien richten de makers hun pijlen niet alleen op het publieke handelen van het koningshuis, maar ook op de personen zelf. Dat maakt het voor de Koningin en haar familie zo moeilijk om te reageren. Ging het alleen om het publieke optreden, dan zou de regering daar gemakkelijker op kunnen ingaan. Daarvoor is zij immers verantwoordelijk. Wanneer het echter om het privé-leven gaat, kunnen satireschrijvers prijsschieten zonder dat de leden van het Oranjehuis daar effectief tegen kunnen ingaan.

Een grap moet kunnen. Maar belangrijk is het gevoel van betrokkenheid en verbondenheid. Dat missen veel moderne satires. De samenstellers lijken het publiek vooral goedkoop vermaak te willen bieden. En juist daarom is hun werk zo kwetsend voor het Koninklijk Huis.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer