Christus’ kruis
Galaten 6:14
„Maar het zij verre van mij dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus; door welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld.”
Zou Paulus niet roemen in zo’n leer die de wijsheid Gods is? Een wijsheid bestaande in verborgenheid die bedekt was, die God verordend heeft tot heerlijkheid van ons voordat de wereld was? (1 Korinthe 2:7). Zou hij niet roemen in zo’n leer waardoor de onnaspeurlijke rijkdom van Christus verkondigd wordt en waardoor doodschuldige zondaars geroepen worden tot de heerlijkheid van onze Heere Jezus Christus? (Efeze 3:8; 2 Thess. 2:14).
Ja, zou hij niet roemen in zo’n leer waardoor vrede verkondigd wordt, zowel aan hen die verre zijn, als aan hen die nabij zijn? (Efeze 2:17). Zou hij niet roemen in een leer die een kracht Gods is tot zaligheid voor eenieder die gelooft? (Romeinen 1:6). Zou hij niet roemen in een leer waardoor God op het hoogst verheerlijkt, en de mens op het diepst vernederd wordt? Zou hij niet roemen in zo’n leer waardoor God de grootste en dierbaarste beloften aan de machteloze zondaar doet, om hem uit vrije genade alle dingen te schenken die voor het leven en de godzaligheid nodig zijn?
Hoewel men dit alles niet behoeft uit te sluiten, dunkt mij –met de grote Calvijn– dat Paulus hier in niets anders wenst te roemen dan alleen in het kruislijden van Christus. Hij had zich immers niets anders voorgenomen te weten dan Christus en Dien gekruist.
Christiaan Salomon Duitsch, voormalig rabbijn en predikant te Mijdrecht
(”De geluksstaat”, 1779)